Collaborating with authors/others
Scriptie van Maxime Coster
ArtEZ Arnhem – Docent Beeldende Kunst en Vormgeving
Er heerst in de kunstwereld veelal het idee dat het werk of de inspiratie voor het werk alleen bepaald wordt door de kunstenaar. Als we de (kunst-)geschiedenis in duiken zien we ook alle ontwikkelingen die hebben geleid tot ons huidige denken over de menselijke maker en hun auteurschap ten opzichte van het werk. De geschiedenis richt zich exclusief op de menselijk ervaring van onze wereld. Alle kennis die is vergaard, is geschreven vanuit dit menselijke perspectief. Het is dan ook niet zo gek dat het maakproces van het kunstwerk zo nauw verbonden is met de kunstenaar als individu: iedere beslissing wordt geredeneerd vanuit de individuele, menselijke intenties van de kunstenaar.
Aan kunstenaars wordt gevraagd – door docenten op de academie, critici en bijvoorbeeld curatoren – deze zogenaamde intenties te benoemen. Mochten er onverwachte uitkomsten zijn, zijn deze vast voortgekomen uit onbewuste gedachten. Tijdens rondleidingen in een museum of galerie, wordt bezoekers iets verteld over het leven van de kunstenaar, alsof het kunstwerk zonder die informatie niet op zichzelf kan staan. Bijna alsof wanneer de naam van de kunstenaar niet aan het werk geplakt wordt, het kunstwerk minder waard of niet betekenisvol is. Maar wat als de menselijk kunstenaar niet de enige maker is? Wat als in het uitkiezen van een specifiek materiaal, door te werken met chemische processen of bepaalde abstracte ideeën, de kunstenaar andere invloeden uitnodigt in het werk? Zijn naast de menselijke subjecten, de natuur en de dieren die bij het werk betrokken zijn, ook de materialen, objecten, ideeën en gedachtes die in het werk verwerkt worden als volwaardige mede-makers aan te wijzen?
Op het moment dat ik begon aan deze scriptie, dacht ik dat het toelaten van anderen in het werk een specifieke werkmethode betrof. Niets bleek minder waar: de meeste makers zijn zich bewust van een zekere samenwerking met ‘de ander’. Wanneer de kunstenaar spreekt over het maakproces, worden momenten aangehaald waarbij bijvoorbeeld het materiaal iets communiceert over welke richting het werk in slaat. In het bestaande taalgebruik ontbreken de woorden om deze ervaring van de kunstenaar te herkennen als samenwerking. Dat gebrek betekent echter niet dat het niet bestaat. De kunstenaar geeft niet alleen vorm aan het werk, maar luistert ook naar wat het materiaal te zeggen heeft. Het materiaal werkt soms mee, soms tegen de verwachtingen van de maker in en heeft een eigen wil. Materialen oefenen hun invloed uit op het werk dat ze vormen.
Door te achterhalen waar de invloed van de kunstenaar begint en eindigt, kunnen we de vaardigheid van de kunstenaar prijzen voor de bijdrage aan het werk. De invloeden van niet menselijke andere op het werk doen niet tekort aan de vaardigheid van de kunstenaar, maar versterken het juist. Ik denk dat het werk en de kunstenaar juist beter tot hun recht komen als we die invloeden wel leren herkennen. De afgelopen jaren zijn hierover nieuwe theorieën ontwikkeld. In het sociaal-filosofisch discours komt steeds meer aandacht voor de ‘niet-menselijke ander’ met wie we onze wereld delen. Hoe is het om deze vele anderen te zien als mede-makers van ons werk en welk discours kan daaruit voortkomen?
Om deze vraag te beantwoorden, duik ik de (kunst-)geschiedenis in om de ontwikkeling van het begrip ‘artistiek genie’ te onderzoeken. De ontwikkeling van deze term laat goed zien hoe het maakproces aan de menselijke maker verbonden is geraakt. Vervolgens ga ik in op de nieuwe theorieën rondom de ‘niet-menselijke anderen’ en hun invloed op de mens. Tenslotte kijk ik naar de kunstpraktijken van onder andere Sophie Calle, Semâ Bekirović en William Kentridge om na te gaan met wie en wat ze samenwerken en waar deze momenten van samenwerking plaatsvinden binnen het werk.
— Maxime Coster