Code radicaliteit
Een pleidooi voor ongevraagde kunst in het Utrecht van de toekomst.
In het dromen over het kunstklimaat in het Utrecht van de toekomst, in de aanloop naar het nieuwe kunstenplan, vragen wij, ondergetekenden, ons af of de stad nog radicaler, vernieuwender en meer agenderend kan zijn dan ze nu al is.
De laatste jaren is het kunstenveld in staat gebleken haar eigen functioneren kritisch te beschouwen door bijv. de fair practice code en de code culturele diversiteit, zinnige initiatieven. De overheid en private fondsen formuleren in toenemende mate ook andere aandachtspunten, wensen en eisen. Maatschappelijke impact staat momenteel hoog op de agenda. Er wordt in toenemende mate waarde gehecht aan ondernemerschap, en in het verlengde hiervan aan bezoekcijfers en toegankelijkheid. Het heeft invloed op wat instellingen besluiten wel en niet te doen, en de manier waarop ze zich profileren. Het vermijden van ongemak, inhoudelijke simplificatie en veraangenaming liggen op de loer.
Hoe voorkomen we dat instellingen opereren vanuit bestaande vragen, dat we ons eigen bestaan legitimeren met politieke beleidstermen, dat iedereen straks keurig zijn verplichtingen nakomt en de stad in braafheid verzandt? Dat marketing-denken het wint van kritische stellingname?
De Code Radicaliteit is een por in de zij om te midden van alle vragen, wensen en eisen toch vooral de kunst te maken en te tonen waar nog niemand om heeft gevraagd. Om onszelf, elkaar en de gemeente te inspireren in het opzetten en ondersteunen van baanbrekende plannen en het samen varen van een radicale koers.
Achtergrond
Utrecht heeft grote groeiambities. Dat vraagt om een duidelijke positionering ten opzichte van Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. Wat is het artistieke gezicht dat die groeistad zichzelf toewenst?
De stad heeft een jonge en hoogopgeleide bevolking, het is één van de grootste studentensteden van Nederland. Wat ons betreft ademt die stad vooral artistiek risico. Het draagvlak daarvoor is groot en wordt alleen maar groter. We zouden agenderend kunnen zijn in Nederland en daarbuiten. We kunnen ervoor zorgen dat iemand die in 2024 wil weten wat er internationaal speelt in de wereld van de kunst, het theater en daarbuiten, vanzelfsprekend de trein naar Utrecht pakt.
We constateren dat bij het nadenken over de koers, zoals die naar voren komt in het coalitieakkoord en het cultureel profiel voor de regio, het bestaande aanbod als uitgangspunt wordt genomen. Dat kan een open en meer fundamenteel gesprek over het kunstenveld van de toekomst in de weg staan. Een andere weg zou kunnen zijn dat we ons laten inspireren door de keuzes die zijn gemaakt in buitenlandse steden zoals Gent, Lille, Basel en Münster, middelgrote steden met een studentenpopulatie, die zich hebben geprofileerd met initiatieven die het artistiek risico meedragen in hun genen. De Ruhrtriënnale en Dokumenta Kassel hebben kleinere steden in de loop der jaren een internationale betekenis gegeven. Een instelling als ‘De Vooruit’ (Gent) kiest voor een duidelijke politiek maatschappelijke koers; de studentenstad komt er samen om, via de kunst, te debatteren over de wereld van nu. We zouden die steden als spiegel kunnen nemen voor ons eigen veld.
In het coalitieakkoord wordt de verwachting uitgesproken dat alle kunstinstellingen aan cultuureducatie doen. De voormalige cultuurwethouder sprak de wens uit dat kunstenaars de wijk ingaan, en zich ook bezighouden met de problemen die daar spelen. Een maatschappelijk bewustzijn is van belang, maar we staan kritisch tegenover dit soort directe vragen, die de werking van kunst in de weg kunnen staan. Er bestaat een verschil tussen cultuur- en kunstinstellingen en de vragen die je ze kunt stellen. Er zijn taken die je, menen we, beter kunt leggen bij de organisaties die daar de intrinsieke motivatie voor voelen.
Met onderstaande punten hopen we onszelf, elkaar en de coalitie te inspireren bij de koersbepaling van de komende jaren.
De code gaat over een houding, niet over specifieke instellingen, infrastructuur of financiële middelen.
● Utrecht is één van de jongste, meest hoogopgeleide stad van Nederland. De studentenpopulatie is één van de grootste van het land. We ambiëren een kunstenveld dat zich daarvan rekenschap geeft, een kunstenveld dat agendeert, dat vooroploopt in Nederland in het ontwikkelen van vormtaal en inhoudelijk discours. Een vooruitstrevend kunstenveld dat HKU- en universitair studenten, andere kijkers en collega makers daarmee wakker houdt, hen het vuur aan de schenen legt, inspireert en aanmoedigt tot autonome positiebepaling.
● Belang blijkt uit de plek die je iets verschaft.
Artistiek risicovolle initiatieven horen thuis in de prominente instellingen en in de binnenstad, op de plek waar we allemaal samen komen. De ontwikkeling van kunst en cultuur in nieuwe stadsdelen is van belang, maar het kunnen niet de enige plekken zijn waar de Utrechter met radicale perspectieven wordt geconfronteerd. Een speciaal evenementenplein, zoals het nieuwe Jaarbeursplein, kan ontregelende initiatieven als ze daar plaatsvinden onbedoeld beteugelen.
● Vernieuwing gedijt bij kritische bevraging door een nieuwe generatie.
We ambiëren een stad waar jonge kunstenaars, bijvoorbeeld in de productiehuizen, ruimhartig de mogelijkheid krijgen om nieuwe perspectieven te ontwikkelen en doorlopend te zagen aan de stoelpoten van bestaande kunstenaars en instellingen.
● Vernieuwing communiceert binnen een internationale context.
We ambiëren een Utrecht dat internationaal de aandacht trekt en dat zichzelf ook laat bezielen door kunst van buitenaf. De presentatie van internationale kunst zou in de groeistad een vanzelfsprekendheid moeten zijn.
● Kunst is niet hetzelfde als cultuur.
Cultuurinstellingen richten zich o.a. op het creëren van maatschappelijke verbinding in de stad door het presenteren van bestaande en gevraagde cultuuruitingen. Zij hebben ook een canoniserende taak. Dat is waardevol.
Kunstenaars en kunstinstellingen doen iets anders: zij formuleren zelf de vragen, ze creëren, presenteren en agenderen hetgeen ze zelf van belang vinden. Hun bestaansrecht blijkt vaak niet direct, maar pas na verloop van tijd. Wanneer de begrippen kunst en cultuur door elkaar worden gebruikt vertroebelt dat het denken over de functie-eisen aan beide domeinen.
● Kunst leidt niet altijd tot een grote hoeveelheid bezoekers.
We zijn terughoudend in het hanteren van publiek succes als graadmeter voor wat waardevol is. Soms bewijst de waarde van artistiek werk zich pas in retrospect, na een aantal jaren of decennia. Makers en instellingen moeten vóór de toeschouwers uit lopen, niet erachteraan. Dat vraagt om het nemen van risico. Uiteindelijk kan dat leiden tot grote nationale en internationale belangstelling, maar succes is een mogelijk gevolg, geen doel.
● Kunst is geen product.
We hechten grote waarde aan communicatie, maar staan kritisch tegenover marketingbegrippen als “branding”. De kunst positioneren als “merk” simplificeert, het presenteert het werk als iets aangenaams dat geconsumeerd kan worden, het vervaagt daarmee de grens met vrijetijdsbesteding en verzwakt de positie die kunst kan hebben als, soms onaangename, vinger aan de pols. Als een werk daarom vraagt schuwen we in communicatie de inhoudelijke complexiteit niet.
● Kunst biedt geen oplossingen.
Het doel van kunst is altijd meerduidig. Ze opereert soms wel in het politiek maatschappelijke debat, maar altijd als buitenstem. Als ze wordt aangemoedigd om zich direct te mengen in een maatschappelijk probleem, wordt de kunst instrumenteel. Het doet ook geen recht aan maatschappelijke organisaties die hun bestaansrecht juist ontlenen aan het oplossen van problemen.
● Kunst is geen onderwijs.
Educatie kan helpen, maar kan ook tegenwerken. Zoals een schilderij haar mystiek verliest bij téveel uitleg, zo geldt dat ook voor een theatervoorstelling, film of muziekstuk. Wanneer de kunstenaar wil dat hij begrepen wordt, moet hij helder zijn bínnen zijn werk, met de middelen die hem/haar daarvoor ter beschikking staan, maar ongemak, inhoudelijke complexiteit en onbegrip kunnen ook een doel zijn. De opvatting dat cultuureducatie als vanzelfsprekend bij de taken van een kunstenaar hoort, maakt dit soort kunst onschadelijk. We maken per werk een inschatting of educatie de werking ten goede komt of in de weg staat.
• Wij kennen de toekomst niet.
Het is goed gebruik dat de plannen voor een nieuwe beleidsperiode, voor het verkrijgen van feedback, naar alle bestaande instellingen wordt gestuurd. Degenen onder ons die al ondersteund worden zijn daar dankbaar voor. Maar wanneer beleidsmakers het denken over de (verre) toekomst vooral baseren op wat er al is, kan dat baanbrekend cultuurbeleid in de weg staan. Voor het inspireren van een plan dat lef en helderheid ademt, hopen we dat de gemeente ook te raden gaat bij makers en denkers die niet gehonoreerd worden, en bij uitgesproken externe adviseurs die de Utrechtse groei-ambitie kunnen plaatsen in een internationale context.
Tenslotte: Het woord code draagt een maatvoering in zich, als iets dat wordt opgelegd, als wéér een richtlijn waar instellingen, kunstenaars en beleidsmakers iets mee moeten. We kunnen niets anders dan hopen dat de toekomst in radicaliteit aan deze code voorbijgaat.
De Code Radicaliteit kan ondertekend worden via goo.gl/Xv3Fny.
Tot dusverre ondertekend door:
Studio Dries Verhoeven, Dries Verhoeven/ Yoni Vermeire
SPRING, Performing Arts Festival, Rainer Hofman/ Jeltsje in der Rieden
Het Huis, Cobie De Vos
Gaudeamus, Henk Heuvelmans
Julian Hetzel, theatermaker/ kunstenaar
dr. Liesbeth Groot Nibbelink, Docent-onderzoeker, Theaterwetenschap Universiteit Utrecht
Sigrid Merx, Docent-onderzoeker, Media en cultuurwetenschappen Universiteit Utrecht
Platform scenografie, Anne Karin ten Bosch
Schweigman &, Boukje Schweigman
Thibaud Delpeut
Shifft, Jasper van Luijk
Ekko, Marlies Timmermans
Dutch harp festival, Gert Wijnalda
De dansers, Josephine van Rheenen/ Guy Corneille/ Miriam Gilissen
Tjallien Walma van der Molen, Masters scenografie, HKU
Sanne Leufkens, Zelfstandig Maker / Scenograaf, verbonden aan HKU, Platform-Scenography