Bij afwezigheid van een sculptuur
1. Onlangs nam ik van de apotheek de folder ‘Grenzen verleggen met astma’ mee. Ik ben als kunstenaar vanzelfsprekend geïnteresseerd in het verleggen van grenzen en ik vroeg me af hoe je, als je ook deze grensverlegging wilt proberen, daar dan aan moest komen, aan astma. Op de voorkant van het vouwblad stond een website-adres: www.astmaaltijdanders.nl, en even las ik weer eens iets verkeerd. Het woord ASMAALTIJD knipperde me tegemoet als een kapotte neonreclame in een film van David Lynch. Ik heb eens een documentaire gezien waarin, door ‘een volk nog levend in de oertijd’, de as van een gestorvene gegeten werd. Niet de as van een vreemde of een vijand, maar de resten van een familielid of dorpsgenoot. Het zal op Nieuw Guinea geweest zijn. Van de as – dat wil zeggen, de botten die na verbranding van het lijk restten, goed fijngestampt – werd een dikke pap gemaakt, een boomstamkano vol. Het hele dorp – kinderen incluis- schaarden zich eromheen en lepelden de trog leeg. In stilte, met grote aandacht.
2.
In een interview in Flash Art zegt videokunstenaar Bill Viola: I had the extraordinary privilege of being at my mother’s side, holding her hand when she left her body.’
Ook ik heb het voorrecht gehad dat mijn moeder in mijn armen stierf. Maar ik heb niet gezien dat ze haar lichaam verliet. Ik geloof ook niet dat ze haar lichaam verlaten heeft. Ze hield op met ademen. Zij verdween niet, het leven verdween, uit haar. Je kunt ook zeggen: ze hield op met leven, maar het was nog steeds mijn moeder, nu dood.
En verderop zegt Viola: ‘Then seeing my mother take her last breath…’
Ik heb niet alleen aan mijn moeders sterfbed gezeten, ook aan dat van anderen. Ik heb meerdere mensen zien sterven, maar geen van hen heb ik de laatste adem zien uitblazen. Achteraf gezien, terugblikkend, ja, dan wel, maar niet op het moment zelf, in vivo. Van de laatste adem weet je niet dat het de laatste adem is.
Ophouden met ademen gaat in horten en stoten. Als toeschouwer denk je geregeld: dit was hem dan, die spreekwoordelijke laatste adem. Minuten verstrijken. Dan ineens begint het ademen weer, als vanuit het niets. Op een ander moment zit je rustig aan het bed, volgt de ademhaling van de stervende, houdt diens lippen vochtig, fluistert iets tegen hem, verschikt wat aan het beddengoed, en dan blijkt dat de volgende adem al een tijdje uitblijft. En ook niet meer komt. De laatste adem is altijd die van een tijdje terug.
3.
De New Yorkse kunstenaar Kiki Smith geldt als kunstenaar wier onderwerp bij uitstek het lichaam is. Je kunt met evenveel recht zeggen dat haar werk over de dood gaat. in For Antonia, een autobiografische tekst gepubliceerd in de jaren ’80-periodiek Just Another Asshole schrijft ze: I was walking to Fun Gallery. Late at night. In the 11th Street between 1st and 2nd lay a dead cat in a pool of blood. It lay in the middle of the white line. So when the cars drove they didn’t squish it. It’s eyes and mouth were slightly open. It was one of the most beautiful things I ever saw.’ Het is een cruciaal verhaal voor Smith. In een interview met Claudia Gould ter gelegenheid van Smith’ solotentoonstelling in het Wexner Center for the Arts vertelt ze het verhaal opnieuw: ‘ The cat was perfacly still and kind and quiet looking, but it was in a pool of blood, and I thought this is the most beautiful thing in the whole world, in that kind of stillness and blood all over the ground.’ Waarna ze concludeert: ‘I really like things to be quiet. One thing that i do pathologically is like making things fall down, not defying gravity, but that gravity calls you to fall down.’
Niet het vliegen interesseert haar dus, maar het vallen, niet het ontkomen aan de zwaartekracht, maar het er aan onderhevig zijn, niet de hemel, maar de aarde. En van het lichaam interesseert haar niet het behoud (al dan niet na de dood). Het raadsel van het bestaan ligt in het gewone, alledaagse. Uiteindelijk is er niets gewoner en alledaagser dan ons lichaam. Maar wie het vanzelfsprekende tot onderwerp neem, stelt de vanzelfsprekendheid ervan aan de orde. Wat is er dan gewoner dan de dood van dat lichaam?
4.
Toen ik in de vroege jaren ’80 voor het eerst in New York kwam, leerde ik Smith kennen. We spraken elkaar geregeld, maar over bovenstaande dingen hadden we het nooit. Praten kunstenaars onderling ooit over hun motieven? Ze schilderde lichaamsdelen in de tijd (afgehakte handen en voeten, zwevend over het oppervlakte van het doek als satellieten in de ruimte), neurale circuits, celstructuren. En ze boetseerde vingers. Losse. Op tafel lagen de gipsen afgietsels van haar vaders handen. Tony Smith, in de Verenigde Staten een bekend beeldhouwer, was niet lang daarvoor overleden. Voor de groepstentoonstelling Nature Morte in Marlborough Gallery maakte ze op een middag een klein schilderij van een worm onder de grond. Toen ze later in Nederland was nam ik haar mee naar het Drents Museum. Voor de veenlijken die ze daar hebben. Ze kocht er dia’s en verwerkte die later tot eigen werk.
We gingen ook naar het Kroller Mueller, om een sculptuur te bekijken van haar vader. Wandering Rocks was toentertijd het enige werk van Tony Smith in een Europese openbare collectie. Wat we aantroffen op de aangegeven plek in het beeldenpark was echter niet Wandering Rocks, maar slechts de afdrukken ervan: een serie gele plekken in het gras. Ze waren niet lang daarvoor van hun plaats gehaald – voor onderhoud hoopten wij van harte. Een sculptuur kan mooi, ontroerend, of indrukwekkend zijn, de afwezigheid van een sculptuur soms niet minder.
5.
Het Joods Monument in Groningen van beeldhouwer Edu Waskowski geldt als een van de meest indrukwekkende Holocaust-monumenten van Nederland. Het is indrukwekkend. Niet in de laatste plaats omdat het niet af is. Het monument bestaat uit zes expressief gevormde bronzen handen, vijf in wanhoop gehesen, een gebald tot vuist. De sokkels waarop ze staan (blokken waaruit ze omhoog steken) zijn simpel en vierkant. De zevende hand, die wel is geconcipieerd, ontbreekt. Die hand bleef onvoltooid. De sokkel ervoor staat er wel. Leeg. Waskowski stierf vroegtijdig. Ik meen door zelfmoord.
Dit artikel verscheen ook in: mister Motley #20 – rondom de dood.