Beste Wybrand Hendriks
Kunstenaar pietsjanke fokkema schrijft elke paar maanden een brief aan het oudste museum van Nederland: Teylers Museum. Haar zesde brief is gericht aan tekenaar en schilder Wybrand Hendriks. Hendriks was kastelein van de Teylers Stichting, wat betekende dat hij in het Fundatiehuis woonde en de kunstcollectie beheerde. Hij werd als niet-Haarlemmer, uit 9 kandidaten voor die positie gekozen. Wellicht omdat Hendrik’s zachtaardige karakter tegenwicht kon bieden aan het temperament van Martinus van Marum, de eerste museumdirecteur van Teylers Museum.
In deze bijzondere correspondentie probeert pietsjanke fokkema inzicht te krijgen in de wereld waarin we leven, door contact te maken met levens en opvattingen uit de tijden voor ons. In haar brief-tekeningen verbindt ze het kosmische en wetenschappelijke met het artistieke. Dit past bij de geschiedenis en collecties van Teylers Museum, waarin kunst en wetenschap, heden en verleden samenkomen.
Brieven schrijven is een inhoudelijk onderdeel van het werk van fokkema. Het scherpt haar denken, het voedt en stuurt haar tekeningen. Daarnaast stelt het schrijven van een brief haar in staat om met mensen en hun levensopvattingen uit andere tijden in gesprek te gaan en nieuwe beeldvormingen te scheppen.
Net als Teylers museum legt fokkema veelal de aandacht op het grensgebied tussen kunst en wetenschap. Ze interesseert zich voor kosmische vormen, voor planeten en de maan, voor fysische, wiskundige en spirituele inzichten. Teylers Museum is ontstaan in de Verlichting en juist daarom wil fokkema aan Teylers de vraag stellen die achter al haar werk schuilgaat: hoe kunnen we inzicht krijgen in de wereld waar wij mensen in leven?
Haar zesde brief is gericht aan tekenaar en schilder Wybrand Hendriks. In 1785 werd Hendriks kastelein van de Teylers Stichting, wat betekende dat hij in het Fundatiehuis woonde en de kunstcollectie beheerde. Opvallend is dat hij als niet-Haarlemmer, uit 9 kandidaten voor die positie werd aangesteld. Wellicht gebeurde omdat Hendrik’s zachtaardige karakter tegenwicht kon bieden aan het wispelturige en veeleisende temperament van Martinus van Marum, de eerste museumdirecteur van Teylers Museum.
Als curator was Hendriks in 1790 betrokken bij de aankoop van 1700 werken uit de verzameling van Christina I van Zweden. Tot deze collectie behoorden onder andere werken van Michelangelo en Raphael. Ook Hendriks’ kunstenaarspraktijk wordt aangestipt in de brief van pietsjanke: ‘Wat ik waardeer in jouw geschilderde familieportretten, is die opvallende compositie waarbij je de vrouw vooraan plaatst. Je hebt zelfs een keer mevrouw Feitama wijdbeens (omhuld door rokken) pontificaal haar plek laten innemen. Nogal gedurfd lijkt me.’
Het brievenproject van pietsjanke fokkema wordt financieel ondersteund door Stichting Stokroos en door Teylers Museum.
Beste Wybrand, Bvkrspl, augustus
Hoe gaat het met jou?
Zoals altijd vrolijk, goedlachs en levenslustig?
Je bent op maandag 27 juni 1785 aangesteld als kastelein van het Fundatie Huis. Daarmee brak er een boeiende en levendige periode aan voor jou en je vrouw Agatha. Jullie gingen wonen in het Fundatie Huis, waar tot voor zeven jaar Teyler nog leefde en woonde. Je stapte in het culturele leven van Haarlem en kreeg een kring van vrienden, collega’s, gelijkgestemden en opdrachtgevers om je heen. Hoe heb je die tijd ervaren? Als een fantastische tijd?
Maar voordat ik het Teyler-avontuur met je ga bespreken, wil ik je graag eerst nader leren kennen. Bovendien boeit de relatie met je vrouw Agatha me.
Je hebt verschillende zelfportretten gemaakt; genoeg materiaal om iets uit af te lezen. Er wordt van jou gezegd dat je zachtaardig, vriendelijk, vrolijk en prettig in de omgang bent. Dat geloof ik gelijk en valt gemakkelijk af te lezen uit allerlei activiteiten van jou. Biograaf, tijdgenoot en vriend Adriaan van der Willigen zegt over jou: “een vrolijke en aangename gesteldheid van geest”. Op een vroeg getekend portret sta je met een glas wijn in de hand, minzaam vrolijk (niet uitbundig). Blijkbaar liet je graag je vrolijke kant zien. Een uitstraling van zachtaardige vriendelijkheid; maar ik zie ook alertheid en opmerkzaamheid. De mond spreekt van humor, plezier en relativering. Alsof je veel laat zijn zoals het is.
In twee later portretten (wanneer Agatha al is overleden en jij hertrouwd bent met Geertruid) is deze humor en pret niet verdwenen. Eén portret laat een doordringende blik zien en ernst. Het andere, een getekend portret, waar je een baret draagt, kijk je met nog meer plezier. (zie verderop in de brief voor de portretten). Je hebt het leven als een glas wijn gedronken.
In een getekend dubbelportret van jezelf met verzamelaar Jacob de Vos is je blik in alle bescheidenheid naar beneden gericht, waardoor je de aandacht op Jacob de Vos laat vallen. Een compositorische oplossing, maar deze bescheidenheid past ook bij jou.
Je hebt je vrouw Agatha als rouwende weduwe getekend, toen jullie nog niet getrouwd waren (ik denk dat haar enige zoon toen ook al overleden was). Deze tekening van Agatha vind ik prachtig liefdevol. Ik denk dat jij in Agatha een sterke vrouw zag. Zij heeft net als jij plezier in haar ogen. Ik vermoed dat ze, net als jij, goed in staat was tot relativeren. Ze heeft een stevig gezicht en heldere ogen. Een humorvol lachje rond de mond – daar speelt plezier en onafhankelijkheid.
Volgens mij werd jij erg aangetrokken tot een sterke en onafhankelijke vrouw. Ik vermoed dat jullie het heel goed samen hadden!
Je kende Agatha al voordat je afstudeerde aan de Teeken Academie in Amsterdam. Je bent op 21- jarige leeftijd naar deze academie gegaan; erg laat. Je werkte bij je vader in diens beeldhouwers-bedrijf en ik vermoed dat je vader je niet eerder liet gaan. Toen je de volwassen leeftijd had, ben je zelf gaan beslissen over je leven.
Je hebt zeer welbewust gekozen voor het tekenen en ik vermoed ook voor het vrijere beroep van onafhankelijk kunstenaar.
Voordat je bent afgestudeerd, schilder je een prachtig portret van een vrouw met brief. Ik denk dat je Agatha hebt geschilderd: een liefdesverklaring. Een vrouw met brief: duidelijk een verwijzing naar de liefde. Van een liefde die nog niet helemaal in handbereik is. Ik herken hetzelfde lachje om de mond. Ze is hier wat ernstiger. De brief laat zien dat het huwelijk er aan zit te komen; ze heeft de handschoen opgepakt.
Je hebt je negen jaar lang bekwaamd in het tekenen. Je hebt les gehad van Petrus Camper, die anatomielessen gaf. Diens boeken heb je je hele leven lang gebruikt. (zowel jij als Martinus van Marum hebben van Camper les gehad). Ook heb je ongetwijfeld de lessen van de architect Jacob Otten Husly gevolgd. Hij was de oom van Leendert Viervant, de architect van de Ovale Zaal.
Tijdens je studie werkte je in een behangfabriek; op deze manier heb je het schilderen geleerd. Er was veel vraag naar de enorme doeken geschilderd behang. Jij schilderde de landschappen; een collega-vriend schilderde de figuren. In deze behangwereld heb je Agatha leren kennen. Zij bestierde de behangfabriek De Schaap van haar overleden man.
Een beetje vreemd, eigenaardig, uit de toon vallend schilderij, schetsmatig, niet uitgewerkt, is het portret van een man en een vrouw in een schildersatelier. Vanwege het schetsmatige, maar ook door de toegewijde zachtaardige blik van de man, vind ik dit een ontroerend schilderij. Zijn jullie dit? Waardoor je niet zoveel reden had om het schilderij uit te werken? Een ietwat oudere vrouw (Agatha was acht jaar ouder en weduwe) met medaillon; in een schildersatelier; man met papier en pen als tekenaar neer gezet. Schilderij op de ezel, gipsen klassiek beeld kijkt toe; schilderspalet op de stoel. Vanwege de ontroering die het opwekt en de toewijding en zelfbewustheid van de man, vind ik dat jullie dit zijn.
Je hebt hier trouwens een compositie toegepast, in de man-vrouw-verhouding, die je later in de officiële portretten ook gaat doen: vrouw zit vooraan; man zit achter/ naast de tafel, iets meer naar achteren geschoven. De vrouw als de sterke spil van de relatie. Opmerkelijk.
Na jouw afstuderen ga je werken in de behangfabriek van Agatha (De Schaap, aan de Overtoom in Amsterdam). Na een paar maanden ga je de fabriek overnemen; een half jaar later gaan jullie trouwen. Je wilde duidelijk niet in de behangfabriek blijven werken; je verkoopt de fabriek. Je gaat op zoek naar een weg in het vrije kunstenaarsleven.
In 1776 kom je naar Haarlem toe; in het zelfde jaar als Martinus van Marum. Hij werd aangetrokken tot het bloeiende culturele en wetenschappelijke leven in Haarlem; was dat ook jouw reden? Op zoek naar aansluiting en afzetmarkt? Zouden hier voldoende opdrachtgevers zitten?
In Haarlem was er sinds een paar jaar een Teeken Academie opgericht. Teyler zat in het bestuur en zorgde voor de financiën. Jij wordt lid van deze Teeken Academie; je gaat er les geven en een directeursfunctie bekleden. Je bent zeer betrokken en actief. Heb je Teyler toen wel eens ontmoet? Vast wel. Net als Martinus raak je al zijdelings betrokken bij Teyler.
Ook bij deze Teeken Academie heb je Anne Will Lestevenon ontmoet, die Teyler opvolgde als bestuurder. Ik vermoed een belangrijke ontmoeting.
In deze Haarlems periode maak je een “Gezicht op Haarlem” (1778); een prachtige heldere aquarel van de stad. Deze tekening schenk je aan Cornelis Elout, een ijzerhandelaar maar ook verzamelaar van kunst. Een vriendengeschenk? Of een relatiegeschenk, hopend op een opdracht? In dit zelfde jaar wordt Elout lid van het Tweede Genootschap van de Teylers Stichting. Kende je de Teylers Stichting? Had je gehoord van de nalatenschap; en van de activiteiten; en van de plannen voor een fraaie zaal?
Je zat in ieder geval in het culturele leven van Haarlem en was in contact met de hogere kringen. Via de Teeken Academie raak je bekend met de Teylers Stichting.
De Teeken Academie was een soort voorzet van de Teylers Stichting, met veelal dezelfde mensen; vrienden / bekenden van Teyler.
Ondanks deze gunstige omstandigheden ga je vertrekken uit Haarlem. Terwijl er druk vergaderd wordt door de Directeuren en de Twee Genootschappen, terwijl Martinus van Marum lid is van het Tweede Genootschap en zijn invloed uitoefent, terwijl Viervant een prachtige zaal heeft ontworpen, waarvan de bouw al zo ver gevorderd is dat de kap er al op zit, vertrek jij naar Gelderland. Je wilt landschappen tekenen. Had je onvoldoende aansluiting in Haarlem of was het vooral de drang om je in het landelijke leven te begeven? Je hebt daar vele landschappen en boerentaferelen getekend; iets wat je denk ik het meest na aan het hart lag.
In de wintermaanden zat je in Amsterdam, waarbij je mee kon tekenen bij de Teeken Academie. En je contacten kon onderhouden. In deze periode maak je een tekening van Jacob de Vos, die in Amsterdam woonde en een belangrijk verzamelaar van jouw werk was. Op de tekening ben je bezig met een jachtstilleven, dat Jacob de Vos van je zal kopen. Ook heb je in de tekening een schilderij van Hobbema verwerkt, dat je verkocht had aan Jacob de Vos.
Wanneer een bepaalde tijding jou niet ter ore zou zijn gekomen, zou je dan landschapsschilder gebleven zijn?
Je krijgt het bericht dat de Teylers Stichting een nieuwe kastelein/kunstenaar zoekt. Hebben bevriende collega’s van de Haarlemse Teeken Academie jou op de hoogte gesteld? Onder hen zat ook een paar tekenaars die zelf belangstelling hadden. Of heeft Lestevenon jou op de hoogte gebracht? Hij is betrokken genoeg en jullie relatie is goed genoeg om dat te kunnen doen. Of had Jacob de Vos de juiste contacten? Of was het Johannes Enschedé?
Ze zoeken een kunstkenner en een kunstschilder; je voelt je bekwaam genoeg. Je deed aan kunsthandel; je had net een schilderij van Hobbema aan Jacob de Vos verkocht. Genoeg neus voor kwaliteit en handel. Je voelt je gekwalificeerd genoeg, maar je hebt dus ook de ambitie om een grote verantwoordelijkheid op je te nemen. Of was het vooral een verlangen om naar Haarlem terug te gaan? Kende je de kasteleinsfunctie? Ik denk dat je er genoeg van afwist door jouw contacten bij de Teeken Academie. Of stapte je levenslustig in een avontuur? Het zal een ingrijpende verandering worden in je leven.
Op 6 mei 1785 zijn zowel de kastelein Vincent Jansz. Van de Vinne als Martinus van Marum afzonderlijk bij de Directeuren geweest om over elkaar te klagen. Ze werden gemaand tot inschikkelijkheid te komen. Aan Van der Vinne werd gezegd dat hij het Fundatie Huis nimmer mocht sluiten, ook niet op Zon- en Feestdagen; zodat de directeur Van Marum er ten alle tijden in kon. Dit zal de klacht van Van Marum geweest zijn. Van der Vinne zal er voor zorgen. Toch mislukt de verzoeningspoging. Een weinig later verklaart Van der Vinne dat hij en zijn vrouw: “de lastigheden der bewooning van deze Huize en bizonder die welke zij zints eenigen tijd door de Hr. Van Marum lijden moede (zijn) en van besluit zijnde den post van Bewooners liever op te geeven dan langer zoveel onrust te hebben”. Er wordt hem gevraagd dit besluit nogmaals te overwegen en over acht dagen het definitieve besluit te melden. Het is duidelijk. Sinds een half jaar had Martinus zijn Elektriseermachine en was intensief aan het experimenteren. Zon- en Feestdagen waren werkdagen voor hem.
Op 13 mei zegt Van der Vinne zich beraad te hebben en hij bedankt voor de “Inwooning deezes Huizes”. Hij verzoekt om het huis te mogen verlaten bij eerste bekwame gelegenheid; zich in de vriendschap der Heeren aanbeveelt en wenst zonder ongenoegen te scheiden. Op 16 mei wordt zijn ontslag bevestigd en wordt Cornelis van Noorde, genoemd door Teyler, op dezelfde dag nog benaderd met de vraag of hij kastelein wil worden. Op 20 mei laat Van Noorde via een brief weten dat hij het aanbod niet aanneemt.
Op 22 mei is er al zoveel ruchtbaarheid ontstaan rondom de kasteleinspost, dat de Directeuren zich verplicht voelen nadere actie te ondernemen. Er hebben zich al negen kandidaten gemeld. De Directeuren nemen twee á drie weken de tijd om de kandidaten te onderzoeken. Er wordt onderzoek gedaan naar de kundigheid en het zedelijk karakter. Het testament zegt dat de post bekleed moet worden door een kunstschilder of liefhebber van kunst, die bekwaam over kunst kan oordelen en een kabinet van Tekeningen en Prenten kan beheren.
Wie waren jouw concurrenten? Er staan negen kandidaten genoteerd: Adriaan Loosjes, Leendert Verbeek, J. Augustini, Hennings, v.d. Schoor, J. C. Brandhof, v.d. Waereld, Keun en Hendriks. In deze volgorde en op deze manier.
Adriaan Loosjes was een belangrijk man in het culturele leven van Haarlem; acteur, boekhandelaar, schrijver. Een kunstliefhebber en drijvende kracht, maar had onvoldoende kennis over het tekenen.
Overbeek, Augustini (had een behangfabriek), Hennings en Brandhof zaten bij de Teeken Academie; en hebben Teyler waarschijnlijk ook gekend. Tekenaars, bekwaam en voldoende kennis op het tekengebied. Was jij een betere tekenaar? Was jij bekwamer in het oordelen over kunst? Of was het jouw verantwoordelijkheid en inzet die je al getoond had bij de Teeken Academie? Of was het jouw vriendelijk karakter dat doorslaggevend was? Rustig en diplomatiek. Gedreven en bereid om verantwoordelijkheid te nemen.
De Directeuren zochten duidelijk naar een persoonlijkheid die overweg kon met het wispelturig en veeleisend karakter van Martinus van Marum. Ze wilden niet nogmaals iemand die botst met Martinus en vertrekt. Er moest rust komen in het prille zich volop ontwikkelende museum.
Op 20 juni stemmen de Directeuren. Zeebergh geeft zijn stem aan Augustini; Herdingh stemt op Overbeek; v.d. Vlught, Kuits en Hugaart stemmen op Hendriks. Een meerderheid van stemmen zorgt er voor dat de post jou toevalt. Het mocht zo zijn Wybrand: je gaat kastelein worden in Haarlem. Je gaat wonen in het Fundatie Huis; je krijgt een atelier tot je beschikking. Agatha wordt de vrouw des Huizes. Het lijkt mij een wijs besluit.
Jij en Agatha vormen samen een sterk team, dat de grote verantwoordelijkheid en de vele taken met gemak aan kan.
Op maandag 27 juni kom je samen met Agatha naar het Fundatie Huis. De taken worden met je besproken. Je zegt “geen zwaarigheid” te vinden in de instructies en je neemt de post aan. Op 22 oktober vertrekt Van de Vinne en gaan jullie in het huis wonen.
Nu de Directeuren enige ervaring hebben, de collectie zich uitbreidt, Martinus van Marum zijn activiteiten duidelijker worden en de bezoekers binnen druppelen, weten ze duidelijker wat ze van de kastelein willen vragen en wat zijn taken zijn. Je krijgt een lijst met vier categorieën met in totaal twintig punten. Maar je ziet “geen zwaarigheid”. Zelfs niet in het voortdurend in- en uitlopen van Martinus van Marum; zelfs niet dat je niet elders mag logeren zonder toestemming. Er wordt een grote toewijding van jou gevraagd. Het huis en het museum moesten altijd toegankelijk zijn. En dan had je nog het beheer over de tekeningen collectie. En daarnaast nog je eigen kunstenaarspraktijk.
Door jouw functie als kastelein had je vele contacten; je kreeg een groot netwerk om je heen. Maar wat nog veel meer broederschap gaf, was de patriottische strijd. Zelf patriot zijnde, werd je zowel binnen de Stichting als daar buiten omringd door patriotten. In Haarlem raak je actief betrokken bij de patriottische strijd. Je hebt zelfs in het Haarlemse stadsbestuur gezeten. Samen met Johannes Enschedé; die ook in het Tweede genootschap zat; en wiens familie jij geportretteerd hebt.
Je was tekenaar-verslaggever van de patriottische strijd. Ook had je nauwe contacten met Lestevenon. Je maakte politieke prenten, in samenwerking met Adriaan Loosjes.
Daarnaast waren de families die je schilderde veelal patriot. De patriottische periode valt samen met een groot aantal portretopdrachten. Het is een bloeiende periode; in een tijdspanne van tien jaar, zo ongeveer tussen het portret van de Directeuren en het portret van de Teeken College, maak je ongeveer vijftien portretten (in de vijfentwintig jaar daarna maak je er maar negen).
Het is allemaal met elkaar verbonden: patriottisch idealisme, opdrachten en een Stichting met een idealistische grondslag. En die twee idealismen hebben iets met elkaar gemeen: de idealen van de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Wel geweldig dat dit allemaal samen komt in jou- als kastelein-kunstenaar.
De beginperiode van jou als kastelein, gevoed door het patriottisme, dat weer gevoed was door de Verlichting, is een bloeiperiode geworden. Het was ook een bloeiperiode van Martinus van Marum; en ook van het museum.
Maar er vallen me ook verschillen op.
Jij had een netwerk van vrienden, opdrachtgevers en gelijkgestemden om je heen. Zeebergh was een vurig patriot, evenals de actieve Lestevenon, waar je goeie contacten mee had. Het was een kluwen van samenwerkingen om je heen.
Martinus had zijn visie en missie; hij had plannen voor het museum. Hij deed voortdurend voorstellen aan de Directeuren. Zoals het instellen van een toestemmingskaartje voor bezoekers. Hij wilde de beste kwaliteit voor het museum; en kwam vaak met (té) dure aankopen. Sinds de gesprekken met Barnaart bemoeide hij zich met het museum; en heeft dat ook niet meer losgelaten.
Jij kwam veel later; toen er al enige ervaring was. Jij kreeg een lijst met instructies; Martinus heeft zijn taken zelf samengesteld. Martinus heeft het museum mee-ontwikkeld; jij had meer een uitvoerende rol. Martinus botste wel eens met iemand (met Zeebergh, met v.d. Vinne); bij jou was dat ondenkbaar. Gedreven en vol visie zoals Martinus was, stond hij min of meer alleen. Als eenzame visionair bewandelt hij zijn eigen pad en moet omgaan met de tegenkrachten. Jij bent een mensenvriend, voortdurend in contact met mensen; meer een diplomaat. Jij werd omringd door kunstgerichte mensen; Martinus stond min of meer alleen met zijn fysica.
Hebben jij en je vrouw Agatha nog veel gemerkt van de crisis tussen Martinus en de Directeuren? Waren er veel spanningen? Was jij de sussende en bemiddelende partij? Luisterde jij naar de plannen van Martinus en hoorde je de bezwaren van Zeebergh aan?
Tot slot wil ik het graag nog even hebben over de tekeningen collectie. In rap tempo zijn er (heb jij) veel tekeningen aangekocht. Van oude meesters en van levende kunstenaars. Jij had zelf ook een enorme tekeningen collectie. Je had in totaal 2.655 tekeningen, waaronder ongeveer 1500 van je zelf. Daarnaast nog 2.086 prenten. Wat een collectie! Vooral om ze te bestuderen, neem ik aan. Je moest natuurlijk voor het museum naar veilingen en aankopen doen. Trouwens, in die prachtige bloeiperiode is er een geweldige collectie tekeningen aangekocht, die ooit in het bezit was van Christina van Zweden. Christina was een zeer opmerkelijke bijzondere vrouw, die leefde in de zeventiende eeuw, troonsafstand had gedaan en een onconventioneel leven leidde en zich bezig hield met kunst en religie. Ze heeft ook nog een ontmoeting gehad met Anna Maria Schuurman, een zeer erudiete vrouw uit de zeventiende eeuw. Ken je deze twee boeiende vrouwen? Ook sterk en onafhankelijk.
Lestevenon heeft in Rome deze aankoop van ongeveer 1700 tekeningen, oorspronkelijk van Christina van Zweden, voorbereid in samenspraak met Zeebergh, en jou geraadpleegd voor het artistieke oordeel. Hoeveel tekeningen heb jij aangekocht voor het museum?
Ik ga een afspraak maken om je te ontmoeten. Ik zou je graag willen ontmoeten samen met Agatha; in het Fundatie Huis. Misschien kunnen we samen naar tekeningen kijken; in het atelier?
Ik hou het meest van jouw tekeningen.
Je was opgeleid als tekenaar, maar je hebt je enorm goed bekwaamd in het schilderen, van met name portretten. Ik denk dat Van der Vinne dat nooit zo goed gedaan zou kunnen hebben. Je bent de onbetwiste opvolger van Taco Jelgersma geworden, als portretschilder. Teyler zou er content mee geweest zijn. Ook met jou als kastelein: vervanger, opvolger van Taco Jelgersma (aangewezen door Teyler, maar had de functie niet aangenomen).
Wat ik waardeer in jouw geschilderde familieportretten, is die opvallende compositie waarbij je de vrouw vooraan plaatst. Je hebt zelfs een keer mevrouw Feitama wijdbeens (omhuld door rokken) pontificaal haar plek laten innemen. Nogal gedurfd lijkt me.
Maar jouw tekeningen vind ik ontroerender; en universeler. Twee keer heb je een ontroerend portret geschílderd: van een ‘onbekende vrouw’- van Agatha en van Geertruid. En natuurlijk dat vroege gezamenlijke portret van jou en Agatha.
Mijn grote favoriet is de tekening van Agatha. Je begrijpt dat ik haar graag zou willen ontmoeten. Ze fascineert me; ze lijkt me een krachtige persoonlijkheid. Misschien kan ik iets ervaren van de kracht tussen jullie.
Pag. 14a: geschilderd portret van Geertruid, in het jaar dat jullie trouwden, 1804
Pag. 14b: W.Hendriks geschildert na Zigh Zelfs in 1807
Pag. 14c: W.Hendriks na zigh zelfs getekend 1814 oud 69 jaar
- naast een beredeneerde catalogus moest je zorgen dat de tekeningen via een lijst goed te vinden waren, voor diegene die er naar vroeg
- je ging naar veilingen om tekeningen te kopen; na toestemming of in goed vertrouwen
- de tekeningen lagen in de kast, midden in de Ovale Zaal
- ik vermoed dat er een paar duizend tekeningen zijn aangekocht tijdens jouw kasteleinsperiode?
- Stempel die achterop aangekochte tekeningen gezet moest worden (heb jij die stempel ontworpen?)
- De tekeningen werden ook nog op een opzetvel bevestigd
- Naast ordenen en catalogiseren moest je soms een tekening restaureren of bijwerken
- Bij een grote hoeveelheid tekeningen kreeg je hulp van een collega-tekenaar
Wat vind je van de datum 27 juni 1799? Toevallig passeer ik dan jouw woning. Alles is dan nog zinderend, vibrerend en levendig. Je bent bezig met het portret van het Teeken College. Het is precies veertien jaar na jouw aanstelling als kastelein. Je zal er in totaal 35 jaar zitten; toen je 76 jaar was vond je het genoeg.
Gaan we daar op drinken, op dat wijze besluit! Wijs besluit van de directeuren en wijs besluit van jou zelf. Of vooral van Agatha? Of van Lestevenon die jou al kende en jou wel geschikt vond. Het zou zelfs kunnen dat hij voor jou gepleit heeft, want het lag meer voor de hand een Haarlemse tekenaar te kiezen, conform de wens van Teyler. Een wijs besluit omdat jouw vriendelijkheid en grote verdraagzaamheid de perfecte balans gaf naast de veeleisendheid van Martinus. Hoe denk je hier zelf over?
We gaan er uitbundig op drinken, Wybrand.
P.S. Hoe is het met de witte poes?
Met achting, pietsjanke fokkema