Beste Leendert Viervant
Kunstenaar pietsjanke fokkema schrijft elke paar maanden een brief aan het oudste museum van Nederland: Teylers Museum. Brief 4 is aan architect, meubelmaker en steenhouwer Leendert Viervant gericht, die verantwoordelijk is voor het ontwerp van de Ovale Zaal, het eerste gedeelte van het museum. Teylers Museum, en dus specifieker de Ovale Zaal, was de eerste museumruimte in Nederland die haar deuren opende voor het publiek.
In deze bijzondere correspondentie probeert pietsjanke fokkema inzicht te krijgen in de wereld waarin we leven, door contact te maken met levens en opvattingen uit de tijden voor ons. In haar brief-tekeningen verbindt ze het kosmische en wetenschappelijke met het artistieke. Dit past bij de geschiedenis en collecties van Teylers Museum, waarin kunst en wetenschap, heden en verleden samenkomen.
Brieven schrijven is een inhoudelijk onderdeel van het werk van fokkema. Het scherpt haar denken, het voedt en stuurt haar tekeningen. Daarnaast stelt het schrijven van een brief haar in staat om met mensen en hun levensopvattingen uit andere tijden in gesprek te gaan en nieuwe beeldvormingen te scheppen.
Net als Teylers museum legt fokkema veelal de aandacht op het grensgebied tussen kunst en wetenschap. Ze interesseert zich voor kosmische vormen, voor planeten en de maan, voor fysische, wiskundige en spirituele inzichten. Teylers Museum is ontstaan in de Verlichting en juist daarom wil fokkema aan Teylers de vraag stellen die achter al haar werk schuilgaat: hoe kunnen we inzicht krijgen in de wereld waar wij mensen in leven?
Haar vierde brief is gericht aan architect, meubelmaker en steenhouwer Leendert Viervant. Als 27-jarige jongeman kreeg hij de opdracht in het Teylers Museum een zaal te ontwerpen als “Boek- en Liefhebberij Zaal”. Het was de belangrijkste gebeurtenis uit zijn carrière, waar hij uiteindelijk zijn gehele leven mee bezig zou blijven. Inmiddels staat die ruimte bekend als de Ovale Zaal. pietsjanke vraagt Leendert hoe hij aan deze felbegeerde opdracht kwam, en tracht te ontrafelen welk krachtenveld tot deze beslissing leidde. Op 9 juli 1779 wordt Leendert uitgenodigd voor een gesprek met de directeuren van de Teylers Stichting waar hem wordt uitgelegd dat er een aantal huisjes zijn opgekocht en verwijderd voor de bouw van een zaal voor boeken en liefhebberij. Een ambitieus plan om de nog uit te breiden collectie openbaar en toegankelijk te maken. Stapje voor stapje probeert pietsjanke te achterhalen hoe Viervant tot zijn iconische ovale ontwerp is gekomen waarin het licht van boven komt. ‘We mogen de goden danken dat je (of jullie) tot deze bijzondere oplossing kwamen,’ schrijft ze hem. Maar hoe hij tot die oplossing kwam, blijft fokkema bezighouden. Voordat ze haar brief besluit, doet ze een spannende ontdekking over het grondplan van deze geliefde museumzaal.
Het brievenproject van pietsjanke fokkema wordt financieel ondersteund door Stichting Stokroos en door Teylers Museum.
Bvkrspl, januari, februari
Beste Jacobus Leendert Viervant,
Hoe gaat het met jou?
In een toestand van edele vrolijkheid en in harmonie met je leven? Gelukkig met je vrouw Clasina en jullie vijf kinderen?
Als 27-jarige jongeman krijg je de opdracht om een zaal te ontwerpen als “Boek- en Liefhebberij Zaal”. De belangrijkste gebeurtenis uit je carrière, waar je je hele leven mee bezig zult blijven. Graag wil ik deze vérstrekkende gebeurtenis met je bespreken, omdat er een magische en bijzondere zaal is ontstaan. Die jij het motto: “Edle Vrolijkheid van Ordonnantie der Ornamenten” mee gaf.
Zondag was ik nog in de door jou ontworpen zaal, onder de indruk van de vele versieringen, die pas goed tot je doordringen wanneer je goed kijkt. Ik ben ook onder de indruk van de vele gedetailleerde en precieze tekeningen die je gemaakt hebt, meestal één op één, van de te maken versieringen.
Maar laat ik beginnen met jouw portret. Er is één portret van jou bekend op het schilderij, dat Wybrand Hendriks gemaakt heeft in 1786, nadat de zaal klaar was. Je staat achter de directeuren, jouw opdrachtgevers, die rondom een tafel zitten. Jij hebt een rol papier onder de arm met de bouwtekeningen. Je wijst uiteraard naar de Ovale Zaal, dus het schilderij zal in de directeurskamer gehangen hebben op de wand in het verlengde van de gang.
Achter jou, op een schilderij, is ook de zaal te zien: de markante zuilen, geflankeerd door de kasten, en de galerij.
Je hebt een stevige jas aan, een wit kanten sjaaltje om en een lichte pruik op. Je kijkt met een mengeling van bescheidenheid en genoegzaamheid naar de directeuren, terwijl je hen wijst, met een ietwat slappe arm, op die prachtige zaal; alsof je hen wilt zeggen: kijk nou toch eens naar die mooie zaal die ik heb gemaakt! Maar het lijkt of de directeuren zo druk zijn met zichzelf en met elkaar bezig zijn, dat ze niet letten op de jongeman, die daar achter hen, enigszins in de schaduw, staat. Zelfs het schilderij laat twee verschillende werelden zien, die niet echt goed tot elkaar komen. Jacobus Barnaart, waar je veel aan te danken hebt, zit hier niet (meer) tussen.
Hoe is het zo gekomen dat ze jou vroegen voor deze bijzondere opdracht?
Jouw oom Jacob Otten Husly was op dat moment de belangrijkste particuliere architect. Opgeleid als stucwerker, met een ambachtelijk hoge kwaliteit. Ook jij werd opgeleid bij de twee ooms Husly, broers van jouw oma. Zij hadden een succesvol stucwerkersbedrijf in Amsterdam. Jij wordt meestersteenhouwer. Jouw vader Hendrik Viervant was stadstimmerman, meubelmaker en steenhouwer in Arnhem. Diens broer zat ook in het ontwerpers vak. Bovendien ging je trouwen met Clasina Frauen, uit een steenhouwersfamilie.
Je bedje ligt er gespreid voor.
Het is vanzelfsprekend dat er opdrachten naar elkaar toegespeeld gaan worden en dat er veel samengewerkt wordt. Je startpositie ziet er rooskleurig uit. Jouw oom Jacob Otten Husly, die qua leeftijd een oudere broer had kunnen zijn, neemt je onder zijn hoede. Hij betrekt jou bij verschillende opdrachten, zoals het stadhuis in Weesp.
Je oom is al prominent aanwezig als architect als jij benaderd wordt door de Teylers Stichting. Of werd jouw oom eerst benaderd en heeft hij jou naar voren geschoven?
Er was geen prijsvraag uitgeschreven; er staan geen andere mogelijke kandidaten genoemd. Een bewuste en gerichte keuze dus.
Hoe kwam dat zo? Hoe lopen de lijnen? Wie kende wie?
Kijk even mee naar het gekleurde schema; dan ga ik je een krachtenveld voor leggen.
Terwijl jij en je oom nog bezig zijn met het stadhuis in Weesp, zit de universitair docent Petrus Camper (die interesse had in bouwkunst en zich graag overal mee bemoeide) in de jury (zo ongeveer als enig gezaghebbend lid) om de kandidaten van de prijsvraag te beoordelen voor een nieuw te bouwen stadhuis in Groningen. Dit is in 1773. In 1774 blijkt dat Jacob Otten Husly het stadhuis mag gaan bouwen. Camper en Husly kenden elkaar al uit Amsterdam. Camper gaf les aan het Atheneum Illustre. Husly was directeur van de Stads Teeken Academie, waar hij Camper heeft aangetrokken als erelid. Een erg kort lijntje!
Martinus van Marum studeert in Groningen bij Camper en studeert in 1773 bij hem af, vlak voordat Camper afscheid neemt van de universiteit. V Marum was de beoogde opvolger maar werd het niet.
V. Marum is ambitieus en in volle bewondering voor de internationaal geroemde Petrus Camper. Wanneer hij geen opvolger kan zijn, dan kon hij op zijn minst zijn navolger zijn.
Husly heeft Camper overtuigd van zijn kwaliteiten en daarmee de aanvankelijk als eerstgenoemde kandidaat, Jacob Eduard de Witte, stadsarchitect van Amsterdam, van de troon gestoten. Een ambitieus man die Husly en een uitstekend netwerker. Op deze manier zal hij later ook de opdracht van de nieuwbouw van Felix Meritis in Amsterdam naar zich toe weten te trekken.
Camper heeft gezorgd dat Husly een grote opdracht krijgt. V. Marum volgt Camper op de voet. Viervant treedt letterlijk in de voetsporen van Husly. Een krachtenveld dat zeker op de achtergrond heeft meegespeeld. Een vraag is: hebben jullie, Martinus en Leendert, generatiegenoten, elkaar al ontmoet voordat jullie met elkaar te maken kregen in Haarlem? En in hoeverre heeft Martinus over jou gesproken/ jou aangedragen in de gesprekken met Barnaart?
Toen Martinus van Marum in Haarlem terecht kwam, raakte hij in druk gesprek met Jacobus Barnaart, die wilde en ambitieuze plannen had voor een nieuw te bouwen zaal. De overige directeuren waren terughoudend. Barnaart hoorde tot een rijke koopmansfamilie, die net als Teyler, rijk versierde huizen en buitenhuizen hadden. Deze families zullen bekend zijn met interieurbouwers. Aangezien Barnaart later sterk voor je in de bres zal springen, denk ik dat hij jou heeft voorgedragen. Bovendien was hij immers, in overleg met v. Marum, de motor achter de plannen.
Je wordt op 9 juli 1779 uitgenodigd voor een gesprek met de directeuren van de Teylers Stichting. Je wordt ontvangen in de directeurskamer, aan het eind van de lange gang. Ze hebben je uitgelegd dat er achter de kamer waar jullie zitten ruimte beschikbaar is gemaakt. Een aantal huisjes zijn opgekocht en verwijderd. Ze leggen je voor dat er een zaal voor boeken en liefhebberij dient te komen. Een ambitieus plan om de nog uit te breiden collectie openbaar en toegankelijk te maken.
Een ambitieus plan, omdat er nauwelijks een collectie was. Bovendien waren er ook niet veel ideeën waar het heen moest met die collectie. De directeuren hadden geen idee wat hen boven het hoofd hing; behalve Barnaart. En misschien die ook niet. Het was vooral v. Marum die visies en toekomstplannen had maar hij was nog niet (echt) aan zet.
De eerste schetstekening had een erg eenvoudig, neutraal en voor de hand liggend idee. Er is nauwelijks nagedacht over de (on)mogelijkheden van de beschikbare ruimte en over de functies. De beschikbare ruimte was opgedeeld in twee kamers; één voor de boeken en één voor de liefhebberijen. Schaars licht kwam door de ramen, die uitkeken op een blinde muur. Geen aantrekkelijk ontwerp voor een binnenruimte zonder goeie lichtinval. Niemand was tevreden; er waren blijkbaar grotere ambities*. Met jouw vakmanschap en ambities moest er toch veel meer van te maken zijn!
Waarschijnlijk ben je toen eens goed met je oom Husly gaan praten, die in neo-classicistische stijl dacht, theoretisch onderlegd was en, zoals jij zelf ook, veel boeken bezat. Je was je bewust dat alles uit de binnenruimte gehaald moest worden; dat het licht een problematische kwestie was. En dat er dus geen eer te halen viel uit de buitenkant, omdat die er niet was. (geen geschikte opdracht voor Husly)
Begrijpelijk dat je eerst op het gebied terechtkwam van de bibliotheken. Daar was al een rijke traditie bij de kloosterbibliotheken, universiteitsbibliotheken en die van het koninklijke hof en van de stad.
*Het tweede gesprek heeft duidelijk gemaakt dat er genoeg geld was om er een bijzonder en rijkversierd gebouw van te maken.
Wist je dat de eerste openbare bibliotheek gehuisvest was in een Tempel van de Vrijheid (bij de Romeinen, 1e eeuw voor Chr. In Rome)?
Een recent voorbeeld was de bibliotheek van Wolfenbüttel (1705-1713): een ovaal in een rechthoek; er was licht van boven; er waren verdiepingen en galerijen; en het trapportaal lag buiten het vierkant. Voilà! Zie hier het ideale voorbeeld!
Dit zal een eureka moment geweest zijn: de vondst om een ovaal in een rechthoek te plaatsen! Het licht van boven te laten komen! Waardoor er substantieel veel meer licht naar binnen valt. Er twee verdiepingen van te maken; dus de boeken en de kunst niet naast elkaar maar boven elkaar, waardoor er twee- tot driemaal zoveel kastruimte ontstaat. En veel meer ruimte in de zaal.
Geniaal! Bovendien toekomstbestendig. We mogen de goden danken dat je (of jullie) tot deze bijzondere oplossing kwamen. Ik denk dat je toen ook door kreeg dat hier een ambitieus plan van te maken viel. De ovaal riep harmonie en een harmoniserende indeling op, wat jouw leidraad werd. Daarnaast ben je je uitbundig gaan uitleven in versiering en ornamentering. Zoals je zelf zei: “Edle Vrolijkheid van Ordonnantie der Ornamenten”. Bovendien had je al wel begrepen dat je met een rijke stichting te maken had. Voor de indeling en voor de detaillering ben je rijkelijk gaan putten uit de vele voorbeeldboeken.
Maar er speelde nog een andere beïnvloeding mee. Je had niet alleen met een bibliotheek te maken, maar ook met een kunstverzameling. Die moest ook een gepaste vormgeving krijgen. Ook al was daar vooralsnog zeer weinig zicht op en idee over.
Jouw oom Anthony Viervant ontwierp rariteitenkabinetten. Ongetwijfeld zal je hem benaderd hebben voor inzichten. Hij kan je dan gewezen hebben op het beroemde rariteiten/ naturaliën-kabinet van de doopsgezinde koopman Vincent Levinus. Zijn door vele verschillende mensen bezochte verzameling is ook nog een tijdje in Haarlem te zien geweest; aan het Spaarne, tussen de buitenhuizen van de doopsgezinde rijke families, zo rond 1700.
Het belangrijkste is dat Levinus catalogi heeft gemaakt van zijn verzamelingen met afbeeldingen van een imaginaire tentoonstellingsruimte. De prenten zijn gemaakt door de zeer klassiek georiënteerde Romein de Hoogh. Hij plaatst de verzameling van Levinus in een ronde/ ovale ruimte met een opening naar de buitenlucht. Dit doet natuurlijk denken aan het Pantheon; een klassiek voorbeeld bij uitstek, waar ik straks op terug kom.
Je hebt dankbaar gebruik gemaakt van de prenten van Romein de Hoogh: licht van boven, zuilen op de kopse kanten, kasten met bogen aan de bovenkant; pilasters tussen de kasten. Dit heb je toegepast in de benedenzaal. De vormgeving van de boekenaksten op de bovenverdieping zijn uit een Frans voorbeeldboek. Zo ging dat: allerlei voorbeelden samensmelten tot een geschikt en gepast geheel. Tot een harmonisch geheel.
Toen je de tweede maal met de directeuren aan tafel zat, waren je plannen helder en gedetailleerd. De directeuren waren blij en verheugd! Je hebt vele schetsen gemaakt, al de details uitgewerkt. In januari 1780 kreeg je de definitieve opdracht en goedkeuring. Er kon gebouwd gaan worden.
Maar voordat de eerste steen gelegd kon worden in april 1780, trokken de directeuren aan de bel: het werd erg mooi maar veel te duur! Een rijkelijk versierd gebouw, waarbij alles gericht is op samenhang, kost veel geld. Je hebt het her berekend en bezuinigingen toegepast. Je voegde daar wel aan toe dat de harmonie dan (deels) verloren zou gaan. *
Barnaart is voor je in de bres gesprongen en heeft daarmee het oorspronkelijke ontwerp gered. De hoog ingezette ambities konden door gaan.
Maar ik begrijp de directeuren wel, die zich duidelijk afvragen: waar zijn we mee bezig? Het testament spreekt van collectie uitbreiding, maar die is er nog niet. Er zijn niet eens ideeën wat die collectie uitbreiding zou moeten inhouden. Waar is dit allemaal voor bedoeld? Waar gaat dit heen? Een rijkversierde en dure zaal…..bedoeld voor……?
De toekomst???
*Je hebt gezegd: “gelieve te observeren dat men dan ook aan ’t Gebouw van binnen alle zijn Edle Vrolijkheid van Ordonnantie der Ornamenten, en ten deele de Grootsheijd beneemd “
We hebben te maken met een wonderlijk krachtenveld: een testament dat ver weg lijkt, weifelende directeuren, een ambitieuze architect die de plannen klaar heeft, een gedreven wetenschapper die barst van de plannen, nog aan de zijlijn staat, maar al wel invloed heeft, en een bemiddelaar, die alle partijen bij elkaar moet zien te houden, die initiator is en de kar moet trekken.
Bovendien had elke partij zo zijn eigen ideeën: een prachtige zaal maken; een laboratorium inrichten; en de uitgangspunten van het testament bewaken. Geen gemakkelijke smeltkroes. Barnaart is er in geslaagd om alle partijen de nodige ruimte te geven en het krachtenveld bij elkaar te houden.
Leendert, je moet toegeven dat Barnaart er voor gezorgd heeft dat jij alle ruimte kreeg. De directeuren hebben zich er niet meer mee bemoeid. Je hebt er een klassiek georiënteerd totaalkunstwerk van kunnen maken. Je hebt het huis er ook bij betrokken.
De directeurskamer, als voorportaal van de zaal, werd aangepast aan de stijl van de zaal. De voordeur van het huis, entree van de zaal, werd aangepast aan de stijl van de zaal. Lopend in de lange gang konden de bezoekers zelfs nog een voorproefje krijgen van een klassiek ornament: een met zuilen volgestouwd prieel, op de binnenplaats. Ik vermoed dat vooral Husly zich hier sterk mee bemoeid heeft. Die was nogal van de zuilen en de pompeuze buitenkant. Jij paste veel meer bij de subtiliteit van de binnenruimtes.
V. Marum kreeg de ruimte om alle kasten te vullen, wat hij voortvarend en met volle inzet heeft gedaan, zelfs al voordat de zaal klaar was. Barnaart hield de directeuren betrokken en op gepaste afstand. De weifelende en verbaasde directeuren hebben daardoor precies genoeg ruimte gegeven om alles te laten worden zoals het zou worden: een bijzondere boek- en kunst zaal. Uiteindelijk hebben jullie allemaal je zin gekregen. Jij hebt je klassiek georiënteerde totaalkunstwerk er van kunnen maken. Martinus kreeg zijn laboratorium. En op de lange termijn kregen de directeuren wat zij wilden: een kunstmuseum met een openbaar karakter.
Gelukkig zijn de directeuren wel met de plannen door gegaan na het vroegtijdige en plotselinge overlijden van Barnaart; op de voor de directeuren karakteristieke weifelende manier, veel langzamer dan eerst, maar toch.
Zondag was ik nog in de Ovale Zaal.
Het meest fascinerende vind ik het licht van boven, gecombineerd met de ovaal-vorm. Er is veel licht en het licht is zacht. Tegelijk omarmt de ovaalvormige zaal je. De ovale vorm werkt harmoniserend en versterkt de concentratie.
Waar ik zelf altijd aan moet denken is het Pantheon in Rome. Een volmaakte bolvorm als tempel, gewijd aan alle goden. Met bovenin een opening (oculus), waardoor er contact is met het licht en de buitenlucht; en dus de goden.
Wist je dat tempel ‘wachtkamer’ betekent? De plek waar wij als mens nog kunnen vertoeven, in afwachting van het contact met de goden.
Omdat de intrigerende, bijna magische uitstraling van de zaal me enorm fascineert, en ik me voortdurend afvraag: wat gebeurt hier toch? Wat voor geheim zit hier? – ben ik me gaan verdiepen in de ovaal. Ik hoop dat je eerlijk gaat zeggen of ik op een geheime, verborgen mystieke kant van jou stuit, of dat het mijn eigen verbeelding is.
In navolging van jouw oom Husly was je klassiek georiënteerd. Jouw oom greep graag terug naar Jacob van Campen ( stadhuis Amsterdam, begin 17de eeuw ). Jij hebt een (afgeplatte) ovaal gemaakt…..?
In de zeventiende eeuw werden er veel (barokke) kerken gebouwd, met een ovaal, en cirkels, in het grondplan. Dit spel met ovalen werd steeds ingenieuzer. Met name in de hoog-barok en dat was de tijd dat jij, en Van Marum, geboren werden. Niet ver weg dus.
Een voorbeeld van een ovalen grondplan, opgebouwd vanuit de cirkel, is het Sint Pieterplein in Rome (Bernini, 17de eeuw).
Grondplan van de ovaal. Gebruikt in kerken en het Sint Pieterplein; op het plein worden de twee middelpunten (rood) gemarkeerd met een steen.
Het leren tekenen van de zuivere ovaal uit de cirkels heb ik geleerd uit een boek van Sebastiaan Serlio (leefde ten tijde van Michelangelo). Hij heeft antieke monumenten onderzocht. Had jij dit boek ook?
Het grondplan van de bibliotheek van Wolfenbüttel bestaat uit twee zuivere ovalen, opgebouwd uit cirkels. Dat zal je ongetwijfeld geweten hebben.
Ik denk dat jij voor de Ovalen Zaal ook cirkels hebt gebruikt!
Ik heb me gebaseerd op een plattegrond van de zaal, maar ik denk niet dat het toevallig is dat ik uit kom op drie perfect in elkaar geschoven en uit elkaar voortgekomen cirkels. Dit was mijn eureka moment! Zelfs de door jou ontworpen midden-kast past precies in de cirkel en gaat van middelpunt naar middelpunt.
Deze vorm staat ook in het boek van Serlio, maar dan als basis van een ovaal. Jij hebt er een afgeplatte ovaal van gemaakt, omdat je kastruimte moest creëren. De breedte heeft jouw cirkel bepaald; de hoekkabinetten waren de restruimte. Een echte ovaal zal zeker je bedoeling niet geweest zijn.
Nu begrijp ik jouw behoefte aan harmonie ook beter. En ik heb naar mijn gevoel een “verklaring” voor de magische uitstraling: die komt voort uit de cirkels in het grondplan. Heb je ook nog moeten denken aan het Pantheon? Aan de bolvorm met het licht van boven? Of aan de eerste openbare bibliotheek in de tempel van de vrijheid? Heb je er –– stiekem, met verborgen cirkels- –een tempel van gemaakt?
Tot slot: ik wil je heel graag ontmoeten.
Net als bij Barnaart, ben ik je tijdens het briefschrijven gaan waarderen als een zachtaardige man. De zaal die je gemaakt hebt, heeft een menselijke maat en een hartverwarmende uitstraling; dat heeft vast en zeker te maken met jouw karakter.
Bij de ontmoeting ben ik vooral benieuwd naar jouw persoonlijkheid. Ook wil ik je vragen hoe het contact was tussen jou en je oom Husly. Wat voor soort invloed was dat op jou? Husly komt op mij over als nogal dwingend en autoritair. Ik denk dat jullie verschillende karakters hadden. Ik ben daar heel benieuwd naar. En ook naar jouw relatie met Martinus van Marum. Ik heb de indruk dat jullie niet eens zoveel contact hadden tijdens de bouw. Verder verbaast het me dat jij, als best betaalde architect van jouw tijd, later in de financiële schulden terecht komt. Wat is er allemaal gebeurd? En wat voor invloed had jouw patriottistische stellingname op jouw leven, in die politiek roerige tijden?
Zoals je ziet zijn er nog vele vragen.
Maar bij onze ontmoeting zal ik vooral gericht zijn op de mooie zaal. Ben je tevreden en blij? Trots? Is de beoogde harmonie voldoende geslaagd? Heb je er een verborgen krachtenveld ingestopt, dat nog steeds zijn werking heeft?
We hebben heel veel te bespreken.
Ik zou je graag willen ontmoeten in de lege oorspronkelijke (maagdelijke) zaal. Wanneer de zaal klaar is, maar nog niet gevuld. Dus lege kasten en geen extra losse kasten. Een lege maar rijk versierde zaal, waarbij ik de ovaal-vormen zo sterk mogelijk zou willen ervaren; en ook de harmonisch geordende indeling. En het liefst ook de verborgen cirkels zou willen ervaren. Hopelijk ook met de (lege, zonder vitrines) midden-kast, maar het is de vraag of die al klaar is.
Ik stel de datum voor van 17 oktober 1784. Dit is vijf jaar nadat je de eerste tekeningen hebt gemaakt van de Ovale Zaal. In december 1784 komt de grote elektriseermachine, die Martinus van Marum had besteld en waarbij jij het onderstel hebt ontworpen. (zoals je later ook nog allerlei losse kasten zal ontwerpen) Dit moment wil ik vóór zijn, voordat van Marum kasten en zaal gaat vullen.
Nog een laatste vraag aan jou: waarom moest je zo jong sterven? Je bent amper negenveertig jaar geworden. Nog jonger dan Barnaart. Niet fijn. Ik had je graag een gelukkig en lang leven gewenst.
Tot ziens in de zaal, waarbij ik jou en de zaal zal bejubelen en bewieroken. Ik verheug me er op.