Berkenland – in gesprek met Mounir Eddib
Mounir Eddib is een van de zes winnaars van de Buning Brongers Prijzen 2024. Mister Motley interviewt dit jaar alle kunstenaars. Joost Jungsik Vormeer ging met Mounir in gesprek over het veranderde Genkse mijnlandschap en hoe dat steenkoolmijnverleden een weerslag vormt in zijn schilderijen waarbij materialen als teer een vrijheidsdrang symboliseren.
Aan het begin van het gesprek zegt Mounir Eddib dat hij er niet goed in is, over zijn werk praten, maar zijn antwoorden zijn weloverwogen, essayistisch bijna. We spreken over mijnsites (terreinen met een mijn), materialen, de rol van magie in relatie tot vrijheidsdrang en de route naar zijn kunstenaarschap. Hoewel we die middag voor zijn schilderijen in Galerie Ron Mandos in Amsterdam staan en niet echt bewegen, behalve om een deel van een schilderij beter te bekijken, voelt het gesprek als een wandeling. De twee werken van Mounir in de galerie maken deel uit van de tentoonstelling Best of Graduates 2024.
Joost Jungsik Vormeer
Op het schilderij Still Wandering zie ik dat je de bruine verf op sommige plekken heel dik hebt aangebracht, wat voor een mooi reliëf zorgt.
Mounir Eddib
Dat klopt, het is heel dik. Ik ben geboren en getogen in Belgisch Limburg, een streek die bekendstaat om haar steenkoolmijnverleden. Je ziet er veel kunstmatige heuveltjes, die we terrils noemen. Ze bestaan voornamelijk uit schalie, een restproduct van de steenkoolwinning. De bruine verf die je hier ziet is gebaseerd op Winterslagse brik, dat zijn de bakstenen waarmee de huisjes van mijnwerkers gebouwd werden. Winterslagse brik heeft een zwarte kern van schalie, dus van hetzelfde restproduct waaruit de mijnheuvels zijn opgebouwd.
Mounir woont in Genk en Winterslag is een stadsdeel waar tot 1988 een steenkoolmijn werd geëxploiteerd. De mijn had een eigen steenbakkerij voor de productie van Winterslagse Brik.
Dus de huisjes van de mijnwerkers zijn deels gemaakt van een restproduct van de steenkoolwinning en nu gebruik jij de bakstenen weer in je schilderijen. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
Deze bakstenen heb ik op traditionele wijze vermalen, met een vijzel, en er zelf olieverf van gemaakt. Olieverf wordt vaak ontwikkeld op basis van bepaalde mineralen. De stenen die ik heb gebruikt kon ik niet heel fijn malen, maar dat heeft achteraf mooi uitgepakt. Daardoor bleef de verf dik. Het is alsof ik het landschap rond de mijnsites op het schilderij heb geboetseerd.
Niet met een kwast, vermoed ik.
Wel met een kwast. Het is dan meer aanbrengen en duwen, niet strijken.
Mounir wijst op het schilderij andere materialen aan die hij heeft gebruikt als basis voor olieverf: hoogovenslak en schalie.
Ik ben gaan wandelen door het landschap in de omgeving van Genk. Het staat nu vol met berken. Dus eerst was er de mijnbouw en nu hebben de berken het landschap overgenomen. Dat vind ik ook bewonderenswaardig, hoe alles verder gaat. Deze bomen komen terug op de twee schilderijen die je hier ziet. De materialen, Winterslagse brik, hoogovenslak en schalie, heb ik tijdens die wandelingen op voormalige mijnsites gevonden.
Op het andere grote schilderij, Birch Spirit, zie ik in het landschap kleine fonkelende puntjes, alsof de bodem bezaaid is met sterren. Welk materiaal is dat?
Teer. Je kunt het ruiken.
Ik ga wat dichterbij staan en kan de sterke geur niet helemaal thuisbrengen. Het doet me denken aan pas aangelegd asfalt, maar misschien omdat ik die associatie heb bij teer.
Heb je het teer ook op de sites gevonden?
Nee. Het is niet het teer dat we kennen, dat uit de grond onttrokken wordt, maar het komt van een boomsoort in Noord-Afrika. Ik heb dit materiaal gekocht via familieleden in Marokko. Teer wordt daar gebruikt om kruiken mee te beschilderen. Je kunt er ook slangen en schorpioenen mee verjagen. In gebieden waar het in de zomer erg warm wordt, gieten mensen vloeibare teer rondom hun huis. Bij hoge temperaturen komt de geur extra goed vrij. Of het werkt weet ik niet, maar het is bijna een rituele handeling. Het materiaal heeft ook een magische werking. Om het figuurlijke kwaad op afstand te houden. Dat vind ik fascinerend.
De figuren op het schilderij Still Wandering zijn de geesten van gastarbeiders bij de mijn van Waterschei. Ik vraag Mounir waarom magie hem zo aantrekt.
Het idee dat mensen altijd, ook nu nog, op zoek zijn geweest naar manieren om zichzelf te bevrijden. Met natuurlijke middelen uit hun eigen omgeving, zoals teer. De zoektocht naar vrijheid is een centraal thema in mijn werk. Mijn grootvader arriveerde begin jaren 1970 vanuit Marokko in België om in de mijn van Waterschei te gaan werken, wat hij vijfentwintig jaar heeft gedaan. Voor arbeidsmigranten als hij was dit geen makkelijke periode. Ze kregen te maken met xenofobie. De huisvesting was slecht, sommigen werden in barakken gestopt die tijdens de oorlog door de nazi’s gebouwd waren. Ik vind het belangrijk om die lokale verhalen te blijven vertellen.
Is vrijheidsdrang voor jou een vorm van verzet?
Dat, ja.
Je moeder is afkomstig uit de Westelijke Sahara. Kun je wat meer vertellen over het verzet in deze regio?
Mijn moeder werd geboren in Ouarzazate en groeide op in Guelmim, een stad in het zuiden van Marokko die aan de Westelijke Sahara grenst. De regio is een kruispunt van volkeren en culturen. Mijn moeder identificeert zich als Amazigh en Sahrawia. Ze draagt ook de mehlfa, een gewaad van indigo dat voor sommigen verzet tegen kolonialisme symboliseert. Ik denk dat traditie, de beleving ervan, de belichaming van waarden die je hebt meegekregen en weer doorgeeft, soms al een vorm is van verzet. Zonder dat je op straat luidruchtig stelling neemt.
Heeft je grootvader je werk nog gezien?
Nee, helaas. Hij is in 2010 overleden. Mijn vader heeft ook altijd getekend. Dat heeft mijn grootvader wel gezien.
Je hebt in een interview verteld dat je weg naar de kunstacademie lang was.
Ja, ik heb mijn eigen route bewandeld. Ik tekende veel in mijn jeugd, net als mijn vader. Mensen om me heen zeiden dan dat ik daar iets mee moest doen. Na de middelbare school heb ik avondonderwijs in schilderkunst gevolgd. Daarna ben ik gaan nadenken of de kunstacademie iets voor mij was. Uiteindelijk heb ik voor Zuyd in Maastricht gekozen. Ik was 24 toen ik begon, best oud. Maar achteraf ben ik daar blij mee. Ik denk dat als ik op jongere leeftijd was begonnen, mijn werk minder goed zou zijn geweest. Prematuur. Mijn technische achtergrond kwam ook van pas, ik kon bijvoorbeeld al lassen en metaal bewerken. Dat nam ik allemaal mee naar de academie en gaf me een waaier aan mogelijkheden. Ik heb tot nu toe vooral geschilderd en sculpturen gemaakt, maar ik wil het experiment blijven opzoeken, mezelf blijven afvragen wat ik nog meer kan.
Wat zijn je plannen?
Ik werk al parttime als coördinator op de jeugdafdeling van het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Die baan heb ik gecombineerd met de kunstacademie. Hectisch was dat. Als het goed is ga ik ook voor The Building in Genk werken, een stichting die ik samen met andere kunstenaars heb opgericht. Je kunt het zien als een broedplaats en collectief voor jonge lokale kunstenaars uit verschillende disciplines voor wie de deuren van de gevestigde instellingen gesloten blijven. The Building biedt een plek om te werken en van elkaar te leren. Momenteel wil ik geen masteropleiding gaan doen. Later misschien. Ik wil werken, maken en creëren. Weet je, ik geloof dat ontwikkeling nooit ophoudt. Zelfs op je tachtigste blijf je dat doen. Dat hoort bij kunstenaarschap. Ik zou ook een tijd in Marokko willen wonen. Daar ben ik nooit langer dan twee maanden geweest.
Volg je de kunstscene in Marokko?
Ik volg het niet op de voet, maar vorig jaar was ik in Marokko en bezocht ik wat musea. Ik vond het grappig dat je daar toch een soort bourgeoismentaliteit…
Hij lacht, maakt de zin niet helemaal af.
Daarmee doel ik op het idee van kunst als de belichaming van hoge cultuur. Die musea toonden Europese werken. Of Marokkaans, maar dan met een zwaar Frans accent. Ik kreeg er een beetje ruis van in mijn hoofd. Maar ik wil de scene daar zeker niet over één kam scheren. Ik ontmoette ook kunstenaars in Marrakesh met hele andere ideeën. En ook in België en Nederland zie je diezelfde verering van hoge cultuur.
We hebben het nu over de impact van de Buning Brongers Prijzen. Mounir is blij met de prijs en vindt het belangrijk dat zulke initiatieven bestaan. Om jonge kunstenaars te ondersteunen.
En dat is wat je zelf ook doet met The Building, faciliteren, een plek bieden, vooral aan makers die nu buiten de gevestigde orde worden gehouden. Ik zag op Facebook dat The Building op zoek is naar nieuwe deelnemers en ik vroeg mij af hoe jullie mensen selecteren.
Met The Building zitten we nu verspreid over twee gebouwen, een voormalig schooltje en het oude gemeentehuis van de stad Genk. De lokalen en kamers hebben we ingericht als ateliers. Elk jaar organiseren we een open call. Soms krijgen we dan aanmeldingen van kunstenaars die al heel wat op hun palmares hebben staan, maar dat is niet doorslaggevend. De focus ligt op de gemeenschap die we vormen, de dynamiek tussen de makers, en dan willen we weten hoe iemand kan bijdragen. Talent is niet het enige criterium. Ik denk dat honger hebben soms voldoende is.
De Buning Brongers Prijzen is een tweejaarlijkse Nederlandse kunstprijs voor jonge beeldend kunstenaars. De prijzen worden uitgereikt door de Buning Brongers Stichting uit de nalatenschap van Johan Buning, zijn vrouw Titia Brongers en zijn schoonzus Jeanette Brongers. De Buning Brongers Prijzen is de grootste particuliere kunstprijs van Nederland en is sinds 1966 uitgereikt aan 168 kunstenaars. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van €4.500. De kandidaten voor de prijs zijn allemaal de afgelopen twee jaar afgestudeerd aan kunstacademies in Nederland met schilderkunst (enkel bachelor- en masteropleidingen, geen postgraduate instellingen) en zijn voorgedragen door hun academie. De feestelijke prijsuitreiking en opening van de tentoonstelling vindt plaats op vrijdag 4 oktober in Arti et Amicitiae te Amsterdam. Je bent van harte uitgenodigd hierbij aanwezig te zijn. Meer informatie op buningbrongers.nl