Begin bij het begin
Interview met Tim Etchells
Lân fan taal is een organisatie die met het Fries als inspiratie de diversiteit van taal onder de aandacht brengt. In 2018, als Leeuwarden/Friesland de Culturele Hoofdstad van Europa is, maakt Lân fan taal die taalvariatie op tal van manieren zichtbaar. Op het Oldehoofsterkerkhof in het centrum van Leeuwarden is het nieuwe gebouw – een ontwerp van architectenbureau Powerhouse – dat binnenkort in gebruik wordt genomen het centrum van de activiteiten. Voor het gebouw ontwikkelt de Britse kunstenaar Tim Etchells (1962) een bijzonder taalkunstwerk.
Hij doet dat op uitnodiging van artistiek en inhoudelijk adviseur Roos van Geffen. Zij ziet Lân van taal als ‘een vrijstaat voor alle talen’. Samen met programmadirecteur Siart Smit ontwikkelt zij het concept en de strategie in een veelzijdig programma. Roos van Geffen: “We richten letterlijk een land van taal op, in het centrum van Leeuwarden, met een eigen gebied. In Lân fan taal ligt de nadruk op vrij: vrij van cynisme, vrij om te creëren, vrij om op een andere manier te communiceren, vrij van taalpurisme en van bureaucratische regeltjes. Alle talen bestaan naast elkaar, er is geen hiërarchie, het publiek doet mee en communiceren is verplicht, maar stil zijn mag ook. Iedereen kan taalprojecten initiëren of bijdragen aan bestaande ideeën. Naast de plannen uit de directe omgeving worden gerenommeerde Friese en internationale kunstenaars, schrijvers, muzikanten, wetenschappers en denkers uitgenodigd om projecten te creëren die nieuwe vormen van communicatie onderzoeken, om een eigen taal maken of om vrij te spelen met taal. Bijvoorbeeld de Friese Matthäus Passion naast ‘spoken word performances’ van Poetry Circle. Grootse videoprojecties op de Oldehove toren met verrassende samenwerkingscombinaties zoals Tsead Bruinja met Herman van Veen, Rodaan al Galidi met de stem van de overleden dichter Tjêbbe Hettinga.
De Friese taal en geschiedenis spelen hierbij natuurlijk een grote rol, maar wel binnen de context van een wereld die steeds meertaliger wordt. Het programma bestaat uit diverse exposities en projecten, voorstellingen en kunst in de openbare ruimte. Dat maakt de betekenis van taal op uiteenlopende manieren zichtbaar.”
Opvallend aan de bijdrage van Tim Etchells aan het gebouw vindt zij dat een opdracht voor de openbare ruimte toch uitmondt in een vrij werk. Alex de Vries spreekt hierover met Tim Etchells.
Tim, je gebruikt als kunstenaar, schrijver en drijvende kracht achter theatergroep Forced Entertainment taal vooral als teken en beeld. Daardoor beweeg je tussen meerdere kunstvormen. Hoe zou je jezelf typeren binnen de kunst?
Aan de Exeter University ben ik opgeleid als theaterdramaturg. Mijn aandacht ging vooral uit naar de bronnen van de podiumkunst zoals kinderspel, rituelen en dergelijk die je pré-dramatisch kunt noemen. Ik was geïnteresseerd in niet-westerse theatervormen die het aan het publiek toevertrouwen om zelf iets toe te voegen. Dat houdt een vorm van activeren en dynamiek in waarbij wat je als kunstenaar maakt geen eenrichtingsverkeer is. Ik rebelleer tegen de kunst als iets waar je part noch deel aan hebt. Daarmee verschuif ik de betekenis die kunst in de samenleving kan hebben. Niet dat ik me daar nu op laat voorstaan, want er zijn tal van kunstenaars die zich daarmee bezig houden. Maar ik doe het vooral vanuit de betekenis van taal als beeld en teken. Door dat te doen dwaal ik tussen de verschillende kunstvormen door.
Je benadert taal niet vanuit grammaticale regels en bent er steeds op uit woorden een andere betekenis te geven. Waarom vind je dat belangrijk?
We worden gemaakt door taal, maar we zitten er ook in gevangen. Ik wil daarom steeds opnieuw naar taal kijken als een mogelijkheid om iets op een andere manier te bekijken of te verstaan. Ik heb laatst een performance uitgevoerd waarbij ik steeds de zin ‘Start at the beginning’ herhaalde. Door herhaling verandert de intonatie en het ritme, daardoor krijg je een sculpturale omgang met die zin. Je vormt de woorden om. De simpele betekenis ontwikkelt een complexiteit met een dynamisch karakter. Begin bij het begin. Begin bij het begin. Begin bij het begin. Het is een heldere uitspraak die als aankondiging functioneert.
Je werk voor het gebouw van Lân van taal bestaat ook uit een wisselwerking tussen simplisme en complexiteit. Wat ga je precies maken?
Het nieuwe gebouw van Lân fan taal kent een driedeling: een entree, een lange gang en een presentatieruimte. Mijn werk is een reflectie op die drie ruimtes. Ik betrek ze op elkaar. Ik zie taal als een willekeurige mogelijkheid om ergens uitdrukking aan te geven. Het gebruik en de betekenis ervan zijn afhankelijk van de situatie waarin je verkeert. In de lange, brede gang komen in vier talen tachtig woorden in neon die spaarzaam beginnen en langzaam verdichten tot een wolk in vier talen: Fries, Nederlands, Duits en Engels. De woorden die ik gebruik hebben betrekking op hoe we onze stem gebruiken hoe we iets zeggen. Ik hanteer daarbij de gebiedende wijs: schreeuw, fluister, zing, beken, lieg, verleid, vraag, roep op. In het Engels valt de gebiedende wijs samen met het hele werkwoord: ‘sing’ of ‘to sing’; dat is in de andere talen niet zo. Die woorden worden instructies en tegelijkertijd bevraag ik de betekenis van ieder woord. Je kunt de woorden ook als een uitnodiging zien. Het blijft opmerkelijk dat je door letters in een reeks te plaatsen iets veroorzaakt in de zin van betekenis en opvatting.
De gang met neons komt uit in een grote presentatieruimte waar op verschillende hoogtes tien speakers hangen. Daar ontstaat een ruimte waar op een bescheiden manier iets wordt onderzocht waar je doorheen kunt dwalen. Je hoort er opnamen van mensen die ik het alfabet van hun eigen taal laat zeggen, soms hoor je een enkel alfabet, soms overlappen ze elkaar.
Steeds geven ze een voorbeeld van de woorden die met de letters van het alfabet beginnen: A – aeroplane, B – balance – C – cathedral, D – design enzovoort. Alles bij elkaar wordt zo de wereld benoemd. Bij stukjes en beetjes leer je een taal kennen. Door wat je hoort, ga je muzikaler luisteren.
Daarnaast staat er een traditionele telefoon op een sokkel, die rinkelt nooit, maar als je opneemt hoor je een stem een tekst zeggen. Je hoort: ‘Ik wil met je praten. Ik weet dat we nu met elkaar praten, maar ik wil je spreken, ik wil echt met je praten. Ik weet dat we elkaar nu spreken, maar…’. Het gaat om eindeloze variaties van steeds hetzelfde. Die teksten spreek ik zelf in, als tegenwicht van de talloze stemmen die het alfabet laten horen. Het gaat erom dat ik persoonlijk als kunstenaar contact leg met het publiek met uitspraken die universeel zijn.
Je werk is vaak speels en door het gebruik van gesepareerde zinnen of woorden roep je beelden op. Als kijker stel je je er meteen iets bij voor, vooral als je werk in de openbare ruimte maakt. Je draagt een boodschap uit.
In ethische zin gaat het er mij om hoe we met elkaar zijn verbonden. Het alfabet is in feite een formeel systeem en door het werk voor het gebouw van Lân fan taal probeer ik het persoonlijk te maken door vrij te associëren. Het is vooral een reflectie op de taal als zodanig. Ik reageer niet heel direct op maatschappelijke of politieke gebeurtenissen, maar mijn werk maakt je er wel bewust van dat je daar invloed op hebt. Je kunt taal bewust inzetten om bijzondere relaties aan te gaan.
Je zoekt, anders dan de meeste beeldend kunstenaars, vaak samenwerking met anderen. Heeft dat te maken met je achtergrond in het theater?
Daar hangt het natuurlijk mee samen. Het maken van theater is altijd een collectieve aangelegenheid. Maar ik werk vooral graag met anderen samen, omdat ze vanuit hun specialiteit een extra waarde toevoegen, waardoor het in mijn werk iets anders op gang brengt dan ik zelf inbreng. Ik heb ik het Museum Sheffield met mijn partner Vlatka Horvat de tentoonstelling ‘What can be seen’ gemaakt. Zij heeft als beeldend kunstenaar een heel ander oog voor een museumcollectie dan ik. Daardoor kunnen we in dat project het museum als verzamelinstituut laten veranderen van identiteit. We hebben dat gedaan door voorwerpen te tonen die altijd verborgen blijven in de archieven en de depots. Toch ben ik ook wel jaloers op de studiopraktijk van de beeldend kunstenaar. Hij hoeft zich van niets en niemand iets aan te trekken en gaat gewoon zijn eigen gang. Ik geniet er altijd van als ik zo een werk tot stand kan brengen. Toch heb ik voor mijn werk in Leeuwarden de hulp ingeroepen van Vlatka om het idee aan te scherpen en overbodige ruis eruit te halen.
Met wie voel je je als taalkunstenaar vooral verbonden?
Ik ben me er natuurlijk bewust van dat wat ik maak zich verhoudt tot het werk van kunstenaars als Joseph Kosuth, Bruce Nauman en Jenny Holzer die taal hanteren als een idee dat je ten uitvoer kunt brengen. Ik ben zelf vooral in het minimalistische gebruik van woorden geïnteresseerd. Voor mij is een schrijver als Samuel Beckett een inspiratiebron. Hij maakte door schaars gebruik van woorden toch de rijkdom van de taal inzichtelijk. Ik zie taal in beeldende zin vooral als een ‘gateway’, een manier om toegang te krijgen tot een ander gebied. De gang in het gebouw in Leeuwarden is zo’n gateway. Het laatst woord waarmee die cluster neonletters eindigt is: Hear Hoor Höre Hear.