Beelden die op elkaar zijn afgestemd
Vijf beeldhouwers resoneren
‘Resonance’ is een tentoonstelling in Buitenplaats Beeckestijn in Velsen-Zuid met sculpturen van Armando, Sjoerd Buisman, Ewerdt Hilgemann, Jos Kruit en Piet Tuytel. Hun werk vindt weerklank in elkaar in de ogen van Rob de Vries die deze tentoonstelling samen met Bianca Vooges heeft gemaakt. Ze resoneren. Je zou kunnen zeggen dat ieder beeld voor de anderen sculpturen dienstdoet als een stemvork. Ze zijn op elkaar afgestemd. De tentoonstelling is tot en met 30 september 2018 te zien.
Bij het maken van zijn sculpturen was Armando niet te beroerd om zijn handen vuil te maken. In tegendeel zelfs, hij greep met graagte in de materie. Dat deed hij trouwens ook als hij schilderde. Hij deed dat met rubberen handschoenen aan. Die handschoenen zelf waren na afloop van het werk al bijna sculpturen. Wie bekend is met Armando weet dat hij een bokser is geweest en ook als kunstenaar was hij een pugilist. Hij sloeg zijn werk in elkaar. Maar al ging het om de knock out, het kwam niet alleen aan op hard beuken, maar vooral om stijl en persoonlijkheid. Met die persoonlijke stijl was Armando in een vuistgevecht met zijn demonen verwikkeld. Hij zette ze naar zijn hand. In dit tweegevecht moest hij uiteindelijk over de tegenstand triomferen, zodat er iets tegenover hem stond dat zich niet langer tegen hem kon verweren. Het kwam erop aan zonder neer te gaan de gong te halen. Een gong zou een mooi beeld van Armando kunnen zijn. Of een bel. In ieder geval klinkt zijn werk als een klok. Er kan geen misverstand over bestaan. Je weet wat je ziet. Als je je afvraagt hoe een muilpeer eruitziet, kijk dan naar een beeld van Armando. Hij slaat je op je smoel en je krijgt geen adem meer. Of om Armando te citeren uit zijn gedichtencyclus ‘De Boksers’:
priem hem precies op zijn strot
godverdomme geen asem mee
Toch zat al zijn werk vooral in zijn hoofd en het wilde eruit. Het moest noodgedwongen een gedaante aannemen, een gestalte krijgen. Van beeldhouwers wordt vaak gezegd dat het beeld al in de steen zit waarmee ze werken; ze hoeven enkel het te veel aan materiaal eraf te bikken en het komt tevoorschijn. Bij Armando werkt het anders. Hij was geen keisnijder, maar het beeld werd door hem als een ei uit zijn hoofd gesneden. Zijn werk biedt verlichting zoals een aderlating dat doet. Armando beeldhouwde niet, hij bloedde. Zijn wenkbrauw lag open en de wond wilde niet sluiten, maar hij sloeg je wel het bit uit je bek.
De sculpturen van Sjoerd Buisman liggen voor het oprapen. Hij is een bosbouwer die natuurlijke groeiprocessen van wortelstelsels en takkengewemel de vrije loop laat om ze op enig moment als beeld te betrappen. Hij laat zien dat over de natuur niet te oordelen valt en dat planten, bomen en gewassen een opzichzelfstaande kwaliteit kunnen hebben of ze nu sierlijk of lomp zijn. De essentie van de flora is dat die bestaat uit vergroeiingen. Waar we die voor het lichaam juist als bezwaarlijk ervaren, zijn ze wezenlijk voor het gestel van de natuur. De natuur kan niet mismaakt zijn en wie dat toepast in de kunst stelt zich open voor iedere mogelijk vorm en bijpassende inhoud. Je kunt er geen waardeoordeel over vellen. Het is wat het is. Buisman heeft daarbij oog voor mathematische patronen in organische structuren. Er zit meer propriëteit in de wilde natuur dan we denken. Hij analyseert de hoedanigheid ervan en bouwt daarmee in tal van variëteiten landschappelijke installaties die hij uitgraaft, verpot en verplant. Zijn werk vormt een hortus botanicus van sculpturale soorten en ondersoorten. Hij is een systeemanalist die niet afstandelijk te werk gaat, maar een grote gevoeligheid en empathie aan de dag legt voor én het kwetsbare én het weerbare van de natuur. Wat je altijd terugziet in zijn werk is de cyclus van de tijd. De boude vaststelling dat we vanaf het moment dat we worden geboren stervende zijn, pareren zijn beelden met een absoluut vertrouwen dat we vanaf onze dood wedergeboren kunnen worden. Als er al iets sterft dan is dat om voeding te geven aan het leven. Het gaat er daarbij niet om om herinnerd te worden in de gedachten van anderen, maar dat iets in zichzelf voort bestaat als het oplost in de tijd. De tijd heeft dan geen einde, maar enkel duur.
Ewerdt Hilgemann maakt tandenknarsend werk. Zijn sculpturen beginnen als perfecte vormen die worden aangetast in hun gepolijste gedaante. Hij stelt geometrische vormen bloot aan uiteenlopende condities die van invloed zijn op hun uiterlijk, maar die er het wezen niet van aantasten. Het ervaren van zijn werk toont overeenkomsten met de vervormingen die objecten ondergaan in een pletterij. Er ontstaat een pakket dat alles bevat waaraan het zijn identiteit ontleend zonder dat het nog in die oorspronkelijke hoedanigheid herkenbaar hoeft te zijn. Zijn beelden zijn pogingen om massiviteit binnenstebuiten te trekken, een onmogelijkheid die de oorspronkelijk vorm beschadigt, maar juist in die beschadiging een nieuwe bestaansgrond vindt. Op zijn werk is de term configuratie van toepassing, in betekenis van het adequate Duitse woord ‘Ausstattung’ waarin bekleding en wat bekleed is samenvallen. Dat geeft zijn sculpturen een wezenlijke gedaante die weliswaar op de proef wordt gesteld, maar die in essentie onaangetast blijft: de inhoud ervan wordt zelfs gecompresseerd tot de absolute kern. Hij zet toeval en natuurkrachten in om daar te geraken. Hij geeft zijn werk uit handen, waar andere kunstenaars juist blijvend de hand op hun sculpturen willen leggen. Daarmee hebben zijn sculpturen een aard die zelfstandig is waarvoor hij de voorwaarden schept om die onafhankelijkheid aan te kunnen tonen. Hij gebruikt lucht als gereedschap om iets uit te drukken en naar binnen te zuigen. Zoals iedereen weet moet je het lichaam lucht in blazen om het tot leven te wekken. Ewerdt Hilgemann toont aan dat het tegenovergestelde minstens zo belangrijk is: je kunt pas ergens leven inblazen als je eerst lucht aan het leven hebt onttrokken. Daarmee is het kunstenaarschap voor hem een kwestie van ademhalen geworden. Het dode object animeren is vooral een vorm van reanimeren. Ewerdt Hilgemann defibrilleert de beeldhouwkunst.
Jos Kruit maakt werk dat weerspannig is. Het gaat ergens niet in mee. Dat gebeurt niet uit halsstarrig verzet, maar vanuit de behoefte om zichzelf te zijn. Het is een manier van werken die te vergelijken is met tegen de wind in zeilen. Je moet laveren. Dat is de belangrijkste voorwaarde om een beeld te maken dat ertoe doet en er mag zijn. Een vroeg beeld van haar ziet eruit als een paard dat weigert een hindernis te nemen, in ieder geval op de manier die is voorgeschreven. Ze maakt sculpturen die in feite de maker afwerpen om zonder haar hun bestaansrecht te bevechten. Omdat de eerste sculpturen van Jos Kruit geen namen dragen en ze vaak een dierlijke anatomie van beweeglijke benen verraden, roepen ze associaties op met de song ‘A horse with no name’ van de groep America uit 1971: “I’ve been through te desert on a horse with no name”, met iets verderop in het refrein de zin “In the desert you can remember your name”. Dat roept de gedachte op dat een beeld geen titel hoeft te hebben om daarmee als kunstenaar je naam te vestigen. Met wat je maakt manifesteer je wie je bent. Deze beelden van Jos Kruit zijn afgewogen composities en hebben een beweeglijke, dansante muzikaliteit. Waar haar eerdere werk in staat bleek statische en dynamische aspecten met elkaar te verenigen, geeft ze in haar recente beelden volumes een translucente aard. Dat doet ze niet door objecten te perforeren, maar door er een fijnmazige omhulling van te maken. In de gelaagdheid ervan ontstaan interferenties, een moiré tussen binnen- en buitenkant die in elkaar vervloeien Daardoor realiseer je je dat zelf het stevigste en hardste materiaal een bepaalde mate van doorlaatbaarheid heeft. Het zijn beelden om op in te gaan. De materialiteit ervan is evenwaardig aan de ruimte die ermee wordt omvat. Die ruimtelijke dynamiek van haar werk is de uitzonderlijke kwaliteit ervan. Het is de substantiële vorm van het beeld die de transparantie ervan veroorzaakt. Het is wonderlijk te zien dat het juist de concrete delen van het beeld zijn die het immateriële ervan zichtbaar maken. In feite is dat een onmogelijkheid, maar Jos Kruit krijgt het voor elkaar.
Tegenover de bokser Armando staat de judoka Piet Tuytel. Bij hem draait alles om evenwicht. In ieder beeld zoekt hij naar de balans om op de been te blijven. Zijn sculpturen zijn de steunberen van zijn bestaan. Ze zijn van staal en onwrikbaar in een positie die geaard is. Je krijgt ze niet van hun plaats al wekken ze altijd de indruk dat ze bovenop je kunnen vallen. Je moet ze met omzichtigheid benaderen. Als je er direct op af gaat, wordt je met een buitenwaartse waai onderuitgehaald. Piet Tuytel neemt als hij zijn aan zijn beelden werkt loodzware elementen in een omklemming en tilt ze vanuit zijn benen op om ze te verplaatsen en in verhouding met elkaar te brengen. Zijn knieën zijn niets meer waard, maar nog altijd beheerst hij in zijn hoofd de gevechtssport die het maken van beelden is. Zijn sculpturen zijn schragen, wiggen en plinten. Het zijn stutten en ze vormen contrasten in harde kleuren. Vanuit de H en T-balk heeft hij een alfabet aan beelden gemaakt. Het is een stalen schrift, een spijkerschrift van deze tijd. Hij klinkt iets aan elkaar: gewicht en gewichtloosheid, massa en leegte, materie en ruimte, lichaam en ziel. Zijn werk is zo concreet als poëzie dat ook kan zijn. De beelden schorten het denken op en schuiven betekenissen in elkaar. Ze vormen een eenheid in tegendelen. Bij hem is het totaal echter nooit meer dan de som der delen: ze passen precies in elkaar en als je er het minst op rekent, schoppen ze je onderuit. Het zijn beelden als beenvegen. Na al het gesjor en getrek leggen ze je elegant op de rug: ippon. De sculpturen van Piet Tuytel maken, zoals deze hele tentoonstelling, een punt.
‘Resonance’ is te zien van 8 juli tot en met 30 september 2018 in de hal en de stijlkamers van Buitenplaats Beeckestijn in Velsen-Zuid.