Autonomie is dood – Een interview met Aukje Dekker
Deze maand heeft Aukje Dekker een solo-expositie bij Gabriel Rolt, waarin ze samenwerking wederom een centraal onderdeel van haar expositie maakt. In haar kunstenaarschap zijn er eigenlijk drie vormen van samenwerkingen te onderscheiden. Mister Motley legt haar die voor.
‘Laten we beginnen bij waar jouw kunstenaarschap begon. Je afstuderen. In plaats van ‘zelf een kunstwerk te maken’ dook jij op in de kunstwerken van je medestudenten. Waarom?’
Aukje Dekker: ‘In het laatste jaar van de Rietveld deed ik een uitwisseling met het San Francisco Art Instituut, de beste school allertijden. Doordat je uit je eigen klas stapt en naar een ander eindexamenjaar overgeplaatst wordt, ben je je ineens bewuster van het fenomeen ‘afstuderen’. Op meta-niveau keek ik naar de manier waarop we allemaal aan het ploeteren waren, hoe iedereen tijdens een eindexamen een kroon op zijn werk probeert te zetten. In plaats van zelf ook het hoogst haalbare te willen maken, onderzocht ik meer het fenomeen ‘afstuderen’ an sich. Ik was benieuwd naar de reactie van mijn medestudenten op mijn voorstel onderdeel te worden van hun kunstwerken, hun kronen. Dat is toch een ‘ego’-vraag. Kon ik schitterend door afwezigheid toch een grote rol in de eindexamens spelen? Op het afstuderen speelde ik een (figuranten)rol in ieder afstudeerwerk. Het concept had iets liefs en iets heel tegendraads – omdat ik letterlijk overal, in alle lokalen, te zien was maar zelf ‘niks had gemaakt’, voelde het als zowel het kleinste als allergrootste werk van allemaal.’
A+B maken samen C → dit is een klassieke samenwerking. Maar is dat op dit werk wel van toepassing? Zijn A en B gelijkwaardig?
‘Deze samenwerkingen waren symbiotisch. Ik las tijdens de eindexamens een verhaal voor over de Nilebird, een vogel die eten pikt uit de tanden van een krokodil. In principe eet een krokodil vogels, maar omdat de Nilebird als een soort mondhygiënist voor de krokodil fungeert is er sprake van een wederkerige afspraak. Zo waren de samenwerkingen op de Rietveld ook, ik vroeg mijn medestudenten een gunst, maar heb ook heel hard meegeholpen. Als je graag iets wilt van iemand begeef je je per definitie in een kwetsbare positie. Ik heb de meest belachelijke dingen gedaan voor sommige kunstwerken waarin ik voorkwam: op een kind gepast, met een sandwichbord om gelopen, met mijn blote reet op een trap gelegen voor een glassculptuur. Maar deze kwetsbare houding leidde er ook toe dat er mensen waren die op het laatste moment nog hun hele film omgooiden voor mij, of mijn gezicht eindeloos vaak in het al afgeronde werk fotoshopte.’
Wat was precies het kunstwerk? Die verschillende uitkomsten of het samenwerkingsconcept?
‘De kunstwerken op het eindexamen waren niet van mij. Ik was niet de maker, het was overduidelijk hun werk. Het opduiken in hun kunst was mijn concept, mijn werk.’
Kon je dan wel falen?
‘Niet op individueel niveau, alleen in het gehele concept. Alhoewel, er was een theatervoorstelling waarin ik de hoofdrol speelde, dan kun je wel een hoop verknallen natuurlijk. Maar eigenlijk had het voor het totaalconcept ook niet uitgemaakt of ik het verpestte, ook dat was dan een aspect van het samenwerken geweest. Kunstenaars wantrouwen elkaar snel, het was lastig om iedereen te overtuigen van mijn oprechtheid, duidelijk te maken dat ik niet op een gimmick uit was. Op een gegeven moment werd ik uit een van de films geknipt, omdat de hele scène verloren ging, en bestond mijn aandeel alleen nog maar in de aftiteling. Stel je voor dat meer mensen deze beslissing hadden gemaakt – dan was mijn kunstwerk teloorgegaan en had ik wel degelijk gefaald.
Vorig jaar zetten je Stick or Twist op. Een samenwerking met je kopers. Je schreef op mister Motley vaak over de onderlinge politiek tussen koper en kunstenaar. Is jouw koper je partner? Hoe zat het met de autonomie?
‘De koper is medeverantwoordelijk. Artistiek gezien besloot de koper niet wat er werd geschilderd maar zei deze alleen: nu moet je stoppen, of: ik wil dat je doorgaat. In dat opzicht was het wel zeker een partner in het ontstaansproces van het kunstwerk en ook medeverantwoordelijk voor de uitkomst.’
Heb je er weleens over nagedacht om de koper het werk ook te laten signeren naast jouw handtekening?
‘Nee, omdat ze wel verantwoordelijk zijn voor het stadium, maar niet voor het kunstwerk. Vroeger schilderden kunstenaars voornamelijk in opdracht, dan zette de opdrachtgever ook niet zijn krabbel onderaan. Er was bij Stick or Twist ook niet echt sprake van een teamspirit. De kopers stonden vaker lijnrecht tegenover mij dan dat we samen aan de tekentafel zaten te brainstormen. Wel waren er af en toe high five-momenten.’
Kwam je autonomie door de kopers in het gedrang? Omdat bijvoorbeeld iemand niet wilde stoppen, terwijl jij het werk echt af vond?
‘Op het moment dat iedereen dat doek kocht en meedeed aan het concept leverde ik een stuk in van mijn besluitvorming. In die zin was dit project dus vergelijkbaar met mijn afstuderen. Ik wist van tevoren dat mijn autonomie aangetast zou worden, dat was onderdeel van het concept. Maar in het uit handen geven van beslissingen zit ook een vorm van controle; ik heb geen kleur gebruikt die ik niet wilde gebruiken, en heb de werken pas online geplaatst wanneer ik echt vond dat ze goed waren.’
Nu zijn de verhoudingen anders. Jij hebt in januari een grote solo-expositie bij Gabriel Rolt. Je besloot voor deze solo – die in de basis over jouw kunstenaarschap gaat – wederom de samenwerking als centraal onderdeel van je expositie te maken. Hoe ligt de ABC-verhouding nu?
‘Heel vaak denk je bij samenwerkingen dat het gaat om de koper en mij. Of om mijn medestudenten en mij, of in dit geval andere kunstenaars en mij. Jullie hebben het over een klassieke A+B maakt kunstwerk C verhouding. Maar dat is in geen enkele samenwerking het geval. Er spelen in de kunst belangrijke elementen mee die een samenwerking belemmeren, bepalen of vertroebelen zoals de context (in dit geval een galerie) maar ook ego, marktwaarde en authenticiteit. Werken die door twee mensen zijn gemaakt, zijn veelal verwarrend, omdat je vanzelfsprekend afvraagt: naar wiens beleving kijk ik? Wie heeft wat gedaan? In de kunst bestaan er bijna geen incidentele collaboraties tussen kunstenaars. Of de kunstenaars versmelten, zij worden een twee-eenheid zoals Gilbert en George. Zij hebben een common ground gevonden en bij hun werken vraag je je niet meer af wie welke streep zette en van wie er ‘meer’ in zit. In deze solo heb ik elf verschillende incidentele samenwerkingen opgezet. Door samen te werken bestendig ik het afketsen van mijn eigen ideeën, want alle kunstwerken die te zien zullen zijn bij Gabriel Rolt, wilde ik heel graag maken. Sommige zaten al heel lang in mijn hoofd, andere zijn echt ontstaan uit de samenwerkings-struggle. Door samen te werken vervallen er veel angsten: dat het niet in je oeuvre past, of dat je het technisch niet kunt. Ik heb playfullness gevonden binnen de coöperatie.’
Ben je binnen samenwerkingen op zoek naar frictie en werk je zodoende met mensen die jouw denken en kunnen contrasteren, of zoek je zielsverwanten?
‘Beide. Een kunstenaar die ‘materiaal vast’ is, en bijvoorbeeld altijd zwart-wit landschappen maakt, zal eerder frictie ervaren in een samenwerking. Ik laat vorm en materiaal in eerste instantie los en ga op zoek naar mensen die me intellectueel prikkelen. Geert Jan Janssen is mijn ultimate hero, hij is een waanzinnige schilder maar het is zijn manier van opschudden en verleggen die me het meest interesseert. Op het moment werk ik aan elf projecten met elf verschillende kunstenaars. Als het goed is complementeren zij elkaar, voer ik met de één een heftig debat en ga ik met de ander in stilte aan het werk. Iemand die in de basis een einzelgänger is en eigenlijk niet wil samenwerken, vermoeilijkt het concept wel. Ik houd niet van die afhankelijkheidspositie waarin een ‘onvrijwillige’ samenwerking je brengt, alhoewel het sociale experiment en de vloeibare verhoudingen superbelangrijk zijn. In het begin betaalde ik bijvoorbeeld voor iedereen de drankjes als we aan het brainstormen waren over deze expositie. Het was ík die iets van hén vroeg. Maar langzaam kwam er een shift en werden de samenwerkingen gelijkwaardig, alles werd evenzeer van hen als van mij. Dat is het moment waarop we allemaal mede-eigenaren zijn geworden.’
Voel je dat deze tijdgeest vraagt om samenwerkingen, het leggen van verbanden en het verbinden van mensen en werelden?
‘Ik houd me niet heel erg bezig met dit soort ‘trends’, maar het is wel een logische tendens dat er meer nadruk is komen te liggen op samenwerkingen. Wanneer middelen schaars zijn, zijn er meer fusies. ZZP’ers willen een broodfonds. Subsidieverstrekkers hameren op samenwerkingen, ook omdat het een maatregel is om met minder geld om te gaan.’
Je bent expert te noemen op het gebied van coöperatie. Zie je een verandering in de houding van het publiek, museum, academie ten opzichte van samenwerkingen tussen nu en tien jaar geleden?
‘Ik weet het niet precies. Ik ben trots op het feit dat ik de afgelopen tien jaar door ben gegaan, ook al snappen mensen het soms niet of blijven sommige dingen onopgemerkt. Soms sta je haaks op de tijdgeest en soms sluit je kunst er volledig op aan, dat is inherent aan stoïcijns door blijven akkeren met je concepten. Beide gevallen zijn eigenlijk even irritant. Ik wil ook niet aan mezelf denken als ‘samenwerk-expert’, want dat ontneemt me de vrijheid er elk moment mee te kunnen stoppen. Ik doe heel erg mijn best me niet bezig te houden met de tijdgeest en me niet te laten leiden door trends of een publiek. Terwijl ik tegelijkertijd altijd reageer op wat zich afspeelt. Het is een contradictie. Ik ervaar iets, of het nu een trend is of een gegeven, en reageer daarop door het uit te lichten, om te draaien of er lijnrecht tegen in te gaan. Eigenlijk is mijn werkwijze natuurlijk super onhandig, op onzekere momenten denk ik vaak: ‘Goeie Auk, je hebt net heel lang aan dit kunstwerk gewerkt en nu sla je weer een totaal andere weg in. Hoe gaat een verzamelaar ooit iets van je kopen? Wie ben jij? Dit ben jij met hem, of dit ben jij met haar, maar wie ben jij alleen?’ Mijn eindexamenwerk was de eerste ‘domme’ beslissing in mijn carrière, want ook al was ik toen heel blij, uiteindelijk heeft iedereen een kunstwerk dat hij kan insturen naar prijzen en galeries, en ik stond daar mooi met lege handen.’
In hoeverre stel je je op als kameleon, boet je in op autonomie?
‘Mijn hele leven en studietijd staan in het teken van autonomie. Ik schreef mijn scriptie over de paradox of authenticity. Ik heb me altijd beziggehouden met de vraag: wat betekent het om een authentiek kunstenaar te zijn? Kun je wel authentiek zijn? Het is een heel ondefinieerbaar gegeven waar iedereen aan probeert te voldoen. Tijdens mijn afstuderen in Londen had ik een Camus-achtig kunstwerk gemaakt van een boot die ik helemaal aan gort hakte en dan weer opbouwde. Er zat veel geld en tijd in. Op een dag kwam er een medestudent mijn studio binnen die zei: ‘Je moet even naar Tate Modern, daar is nu een werk van Simon Starling te zien die precies hetzelfde doet als jij. Hij breekt de behuizing van zijn boot af om op te stoken in de kachel waarop de boot vooruitkomt.’ Ik vond dat Starling het beter had gedaan dan ik en ben die dag gestopt met dat kunstwerk, omdat de authenticiteit voor mijn gevoel verloren was gegaan. Vroeger was ik bang dat iemand anders mijn ideeën ook had, of als ik erachter kwam dat iets al gedaan was, stopte ik direct. Fuck that shit! Dat zou ik nu nooit meer doen. Authenticiteit gaat over omarmen en toe-eigenen. Je kunt samenwerkingen als een pure vorm van authenticiteit zien, omdat het individuele idee oplost. In plaats van bang te zijn wat er van je wordt gepakt, denk ik nu: alles is van iedereen en elk kunstwerk wordt in zekere zin uit een samenwerking geboren. De focus op eigenaarschap of authenticiteit is zo zonde; door die bullshit-angst heb ik werken niet gemaakt waarvan ik nu denk dat ze wel degelijk waardevol zouden zijn geweest. Het is een bevrijding om dit allemaal van me af te schudden.’
Vind je het noodzakelijk om het samenwerkingsproces bloot te leggen? Is het proces/spel onderdeel van het ‘product’?
‘Ik vind het proces heel belangrijk, maar ook moeilijk om te laten zien. Ik hou niet van tentoonstellingen waar de schetsen naast het schilderij hangen met pinnetjes aan de muur, die geven me de kriebels. Voor het eerst vind ik het nu heel jammer dat op de aankomende tentoonstelling weinig van het proces te zien zal zijn, want dit is heel bijzonder. Ik weet gewoon niet echt hoe ik dat moet doen. Samenwerkingen zijn nu eenmaal moeilijk inzichtelijk te maken, en daarnaast: ik heb met zoveel verschillende mensen gesproken, vriendinnen, mijn ex, mijn vader, die werken ook mee aan een eindproduct. Waar houdt een samenwerking op? Het is gooien en vangen, gooien en vangen. Hoe meer mensen betrokken zijn bij het kunstwerk, des te verwarrender het is voor toeschouwers, galeriehouders en journalisten. Authenticiteit en herkenbaarheid is in de beeldende kunst nog altijd de heilige graal.’
Aukje Dekker (1983) is beeldend kunstenaar en verdiept zich in haar werk in de analyse van het menselijke streven naar waarde, betekenis en authenticiteit. Ze beperkt zich niet tot één medium, maar verbreedt haar visie tot alle mogelijke vormen van hedendaagse kunst, fotografie, schilderkunst, installatie, video, collage en perfomance. Daarnaast zette ze met bevriende kunstenaars Eddie the Eagle Museum op en opent deze maand SEXYLAND haar deuren op de NDSM. De expositie ALL FOR ONE AND ONE FOR ALL opent 21 januari bij Gabriel Rolt. Meer info vind je hier.