Atelierbezoek: Pieter W. Postma – De mazzel van het mislukte
Pieter Postma hanteert zijn tweede initiaal W in zijn naam, omdat er zoveel mensen zijn die Postma heten en hij ook in de beeldende kunst naamgenoten heeft. Wie Pieter Postma een keer heeft gezien weet dat hij zich niet alleen met die W van zijn naamgenoten onderscheidt. Hij is een van de meest kleurrijk geklede mannen die er in de kunstpraktijk rondlopen. Alleen zijn vakgenoot Ad de Jong, die net als Postma sculpturen maakt, heeft een vergelijkbare hang naar kleur in zijn kleding en ook in zijn werk.
Het atelier van Piet Postma maakt deel uit van de ‘Rijkshemelvaartdienst’ een ateliercomplex aan de Oude Haagse weg bij het Nieuwe Meer aan de snelweg rond Amsterdam. Het is een van de weinige door kunstenaars bevochten vrijplaatsen die Amsterdam nu nog rijk is. Pieter Postma werkt er inmiddels achttien jaar. Hij werd in 1963 geboren en groeide Friestalig op in Beetsterzwaag en Beetgum waar zijn vader een veeboerderij had. Na de scheiding van zijn ouders op zijn achtste woonde hij bij zijn moeder in Drachten en Boyl. In die laatste plaats waar geen Fries werd gesproken verloor hij langzamerhand zijn eerste taal, maar hij koestert zijn afkomst en met familie spreekt hij nog altijd Fries. Alleen is zijn rudimentaire Fries zo’n 35 jaar oud en niet meegegroeid met de ontwikkeling ervan door actieve sprekers van de taal.
Op zijn 18de ging Pieter Postma in Leiden Informatica studeren omdat hij niet was ingeloot voor de pilotenopleiding. Hij was nog nooit in de randstad geweest. Het Friese platteland had hij als de middle of nowhere ervaren, ook omdat het agrarische bedrijf hem niet trok. Het economisch laten renderen van dieren sprak hem niet aan. Hij was gefascineerd door onbekende steden en na de verhuizing naar Drachten verkende hij de nieuwbouwwijk door de opzet en bouw ervan te doorgronden. Hij probeerde zo de woonconstructie van de Vinex wijk te analyseren. Studerend in Leiden voelde hij zich meteen meer op zijn gemak door de stedelijke omgeving. Met een studiegenoot trok hij veel naar Amsterdam, een stad die hem beviel en waar hij een paar jaar later zou gaan wonen. De informatica-studie ruilde hij al snel in voor werktuigbouwkunde, terwijl hij eigenlijk industrieel ontwerpen wilde studeren, maar daarvoor werd hij tot twee keer toe uitgeloot. Hij studeerde af als werktuigbouwkundige en ging werken bij bedrijven als Philips en Fokker en bij een ingenieursbureau. In die betrekkingen vond hij niet wat hij zocht. Hij moest ook nog een jaar in militaire dienst en daarna, op zijn 27ste, ging hij naar de Gerrit Rietveld Academie om modevormgeving te studeren. Omdat hij al zoveel technische bagage had, beviel de onderwijspraktijk van de Rietveld hem heel goed, omdat hij daar voor een groot deel zelf zijn curriculum kon bepalen.
De stap van werktuigbouw naar modevormgeving op een kunstacademie lijkt een niet voor de hand liggende stap, maar voor Pieter Postma was het driedimensionaal construeren en werken met stoffen en kleuren van jongs af aan een tweede natuur. Vanwege de drukke baan van zijn moeder was hij voor het herstel van zijn kleding op zichzelf aangewezen. “Daar staat de naaimachine,” zei z’n moeder en liet hem verder zijn gang gaan. Op zijn zestiende maakt hij zijn eerste kledingstuk: een ‘ballonbroek’ die hij zelf mooi vond en die zijn moeder ‘fantastisch’ noemde, maar hij durfde hem niet aan te trekken. In Boyl droeg je een spijkerbroek en wie dat niet deed, lag eruit. Die uitsluiting wilde hij niet. Pas een jaar of tien later heeft hij de broek voor het eerst aangetrokken. Wie Pieter Postma nu ziet kan zich nauwelijks voorstellen dat hij ooit moeite heeft gehad met wat anderen van hem vinden. Hij draagt op de dag van het atelierbezoek drie sportjacks over elkaar in blauw, rood en groen en een gekleurde ruitbroek van eigen makelij, zijn schaarse lange blonde haar op zijn hoofd tot een wrong gedraaid en met bonte sportschoenen aan zijn voeten. Hij rijdt in een witte bestelbus met oranje bespoten cijfers – 21 – en geometrische patronen.
Door de achtereenvolgende hoofddocenten mode op de Rietveld Academie begin jaren negentig ontwikkelde Pieter Postma zich steeds meer sculpturaal. Rien Bekkers was een fenomeen in de theater- en operawereld en zijn opvolger Alet Pilon had de benadering van een beeldenmaker. Een docent als Ruud van der Peijl die als stilist en fotograaf de vluchtigheid van de mode bestreed, inspireerde Pieter Postma ook om niet het modevak in te gaan, maar voor een praktijk als beeldend kunstenaar te kiezen. Een stage bij het modemerk Turnover bevestigde hem nog eens in die keuze. Sculpturaal voelde hij zich veel vrijer: “In de mode heeft een broek toch altijd twee pijpen, anders trekken mensen die niet aan. Ik heb door zoveel mogelijke lessen op andere afdelingen te volgen op de Rietveld vanuit de mode een andere benadering als kunstenaar gevonden.” Dat is inderdaad duidelijk terug te zien. De sculpturen van Pieter Postma beperken zich niet in materiaal en vorm, kleur, stijl en techniek. Allerlei soorten textiel, leer, hout, keramiek, email, papier enzovoort geven zijn beelden karakter. Welke eigenschap een materiaal van nature ook heeft, Pieter Postma weet er altijd een sculpturale bestemming voor te vinden. Op de laatste editie van Art on Paper was een papieren sculptuur van hem te zien die van een afstand leek op een ondenkbaar groot half doorschijnend porseleinen beeld. Hij gebruikte daarvoor een papiersoort die hij met lak bewerkte waardoor de blauwe weerschijn van het papier sterker naar voren kwam. De onderwerpen van zijn werk variëren net zoals het ingezette materiaal: voertuigen, landschappen, portretten, verhalen, dieren. De meeste beelden dragen veelzeggende titels, soms simpele benoemingen zoals ‘Planeetcruiser’, ‘Handshaker’ of ‘Driverseat’ maar vaak of veelzeggende verklaringen voor op het oog moeilijker te duiden werk: ‘A translation of a suburbian area and its colorful people’.
Ideematig komt hij schetsend tot de manier waarop hij daaraan uitdrukking wil geven. Die schetsen worden in modellen uitgewerkt om vervolgens op de beoogde grootte daadwerkelijk te worden uitgevoerd. Pieter Postma heeft die werkwijze nodig, omdat hij gedurende het werkproces tegen allerlei hindernissen en beperkingen oploopt waarvoor hij een oplossing moet zoeken die hij ervaart als cadeautjes die hij van tevoren niet kan verzinnen. Die ‘mazzel van het mislukte’ geeft zijn beelden een bezielde gedaante. Zijn sculpturen brengen machines, apparaten, meubels, geometrische constructies, lichamelijke eigenschappen, motoriek en dynamiek zowel in abstractie en figuratie samen, vaak in contraire verhoudingen waarbij het een het ander voor zich wint.
Voor zijn aankomende tentoonstelling in de Vishal staat in zijn atelier op een groot houten skatebord, een opengewerkte bijna abstract aandoende figuur. Hij bewaart zijn evenwicht in een vreemde lichamelijke draai tegen een geabstraheerde omgeving van textiele bespanningen in de ruimte die een atmosferische werking tot stand brengen. Aan de wand hangt een levensgrote schets en op een tafel staat een in aluminiumdraad uitgevoerd model. In het uiteindelijke beeld is de in eenzijdig geel geschilderd hout uitgevoerde skater, zoals in het draadmodel, helemaal opengewerkt gebleven en hij functioneert tegelijkertijd als een menselijke figuur en een onnavolgbare geometrische vorm die om de eigen as beweegt. In dit beeld komen de aspecten terug die het werk van Pieter W. Postma typeren: het heeft een grafisch karakter, het beeld is in de vorm vanuit geledingen opgebouwd wat uitmondt in de beweeglijkheid van de sculpturale uitwerking ervan. Een beeldhouwer in letterlijk zin is hij dus niet; hij is eerder een beeldbouwer.
Het ziet eruit alsof Pieter Postma het beeld met de hand om een denkbeeldige paspop heeft gemouleerd met gebogen hout dat hij met duidelijk zichtbare schroeven aan elkaar heeft gemonteerd. Zo brengt hij een animistisch beeld tot stand waarin een grote belangstelling voor etnische beeldtalen zichtbaar is die door zijn handmatige werkwijze een actuele betekenis krijgt. Wat hem fascineert aan etnografica is dat het weliswaar traditionele uitdrukkingsvormen zijn, maar dat binnen die beeldtaal alles kan worden gebruikt wat zich aandient: zonnebrillen, T-shirts, colaflesjes, mobiele telefoons. In een etnografisch beeld kan het allemaal als vanzelfsprekend worden opgenomen en betekenis krijgen. Pieter Postma ziet etnografica dan ook niet als iets wat buiten hem staat en exotisch is, omdat vanuit de andere kant gezien, hij zelf de exoot is. Wie etnografie uitsluitend opvat als ‘tribal art’ moet bedenken van welke stam hij zelf deel uitmaakt. Voor een Friese boerenzoon is dat wellicht makkelijker dan een geboren Randstedeling, zoals ook het semi-realistische docudrama ‘Geboren in een verkeerd lichaam’ uit het midden van de jaren negentig van Arjen Ederveen heeft aangetoond. Daarin ervaart een Groningse boer dat hij opgesloten zit in zijn eigen lichaam. Hij voelt zich meer een bosneger uit Zaïre en gaat over tot plastische chirurgie om een schotellip te krijgen en een pigmentoperatie. Bij Pieter W. Postma krijgt een dergelijke vergaande implicatie een meer futuristische uitwerking. Zijn beelden zouden kunnen figureren in de reizen van starship Enterprise: ‘to explore strange new worlds. To seek out new life and new civilizations. To boldly go where no man has gone before!’ Toch vormen zijn sculpturen zelfstandige verhalen die weliswaar dergelijke associaties kunnen oproepen, maar meer dan dat op zichzelf staan.
Hoe abstract een sculptuur van Pieter Postma ook uit kan pakken, er is altijd een verhalende lijn in te ontdekken van verlangens en idealen die mensen van jongs af aan kunnen koesteren: van vliegen met een raket tot liggen in een stoel van de Formule I-racewagen. Je ziet dat zijn beelden ergens aan ontkomen, dat ze een richting nemen die onvoorzien is, maar die koste wat het kost gevolgd moet worden. Dat mondt bijvoorbeeld uit in een sculptuur van twee jongens die aan een draagbaar opgehangen tijger tillen of een lieflijk in kleurrijke emaille uitgevoerd swingend paar: ‘He looks like a bag of potatoes but he can dance like Hell’ en een werk als ‘An old wrestler telling a Great Dane how to behave’ een titel die onwillekeurig verwijst naar de beroemde performance uit 1965 van Joseph Beuys: ‘Wie man dem toten Hasen die Bilder erklärt.’ Veel van zijn sculpturen – zoals zijn ‘Wadman’ – zijn ‘beelden in pakken’, vergelijkbaar met die van astronauten of autocoureurs met integraalhelmen en al, ingebouwde communicatiemiddelen en zelfvoorzienende biologische systemen, zodat er nieuwe striphelden in te herkennen zijn. Je zou kunnen zeggen dat Pieter W. Postma, hoe vaak hij ook uitgeloot is, er wel in is geslaagd piloot te worden, zij het in de kunst: zijn beelden racen over de startbaan en stijgen met warpspeed op. Om met Captain Picard te spreken: “Mr. Worf, engage.”
Het werk van Pieter W. Postma is de komende tijd te zien in:
- De Vishal Haarlem, duo-tentoonstelling met Jan Maarten Voskuil, 19 januari t/m 17 februari 2019.
- Kennedy van der Laan, medio januari 2019 t/m maart 2019.
- KersGallery, solo expositie, april 2019.
- Beeldengalerij Haarlemmerhout Haarlem, thema: Recycling en het Circulair denken, 17 mei 2019 opening. De expositie duur een jaar, met: Niels Broszat, Sjoerd Buisman, Willem Harbers, Frank Koolen, Marianne Lammersen, Couzijn van Leeuwen, Jonas Ohlsen, André Pielage en Pieter W Postma.
www.pieterwpostma.nl