Atelierbezoek: Monica Aerden
Historische zinnebeelden geactualiseerd
De kunstenaars in het Woonwerkpand Tetterode aan de Da Costakade in Amsterdam kunnen bij tijd en wijle het zogenaamde Wisselatelier huren. Monica Aerden (1962) maakte er tussen december 2017 en april 2018 gebruik van om een grote serie nieuw werk te maken. Tijdens haar werkperiode in het mooie Wisselatelier met wijds uitzicht over Amsterdam werkte ze aan de uitgebreide reeks ‘Von Kopf bis Fuss’, grote tekeningen van meer dan menshoge figuren ontleend aan illustraties uit fantastische literatuur, historische en Bijbelse vertellingen, fabels, sprookjes, mythen, sagen, stripverhalen enzovoort.
Tetterode, dat tussen de Da Costakade en de Bilderdijkstraat een complex van gebouwen omvat, werd in 1981 gekraakt en is sinds 1986 eigendom van Woningbouwvereniging het Oosten/Stadgenoot dat met de vereniging Ruimschoots een contract heeft gesloten voor het gebruik ervan. Monica Aerden woont en werkt al dertig jaar in Tetterode en is een actief lid van de vereniging waarvoor ze organisatorisch werk verricht. Ze is onder meer betrokken bij de invulling van het M4gastatelier, een tijdelijke leef-, project- en werkplek voor internationale kunstenaars. Daarnaast organiseert M4 tentoonstellingen en projecten, waaronder West Wednesdays, Weiner Wall, en momenteel het maandelijkse M4gastcollege.
Het plan voor haar werkperiode in het Wisselatelier bestond eruit dat Monica Aerden zich had voorgenomen werk te maken op de manier zoals je een boek tot stand brengt. Daar maakte ze zich een ruimtelijke voorstelling van: opeenvolgende bladen en het omslaan van pagina’s. Ze construeerde fragiele houten raamwerken op de maat van de vellen papier die ze betekende. Ze bevestigde die met scharnieren aan elkaar, zodat ze steeds twee aan twee, met voor- en achterkant, tekeningen als naast elkaar liggende pagina’s kon combineren. Tegelijkertijd vormden die scharnierende raamwerken objecten in de ruimte, waarmee ze een parcours kon uitzetten. In die installatie van werken ontstond steeds een verspringend overzicht op het geheel van de gemaakte tekeningen. Het deed zich voor als een mise-en-scène voor een driedimensionaal boek.
In de alleen door hun grootte al indrukwekkende tekeningen is terug te zien hoe Monica Aerden haar kunstenaarschap invulling geeft vanuit autobiografische omstandigheden, haar opleiding aan de Rietveld Academie tussen 1987-1991 en haar studie Kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam in jaren 1994-1998. Ze groeide op in Nijmegen in een katholiek, kerk gaand gezin met vijf kinderen. Haar vader was jurist en legde een grote gevoeligheid voor taal aan de dag en haar moeder besteedde haar vrije tijd aan de beeldhouwkunst in het creativiteitscentrum De Lindenberg dat nu het Huis voor de Kunsten heet. Voordat Monica Aerden naar de kunstacademie ging, volgde ze eerst de Pedagogische Academie maar met die achtergrond heeft ze niet veel gedaan. Als vervolgopleiding probeerde ze nog een jaar de lerarenopleiding beeldende vakken, maar ze ontdekte dat het haar niet was gegeven om ‘overdracht’ tot stand te brengen. Ze wilde vooral zelf een beeldtaal ontwikkelen. Op de Rietveld Academie had ze veel plezier in het maakproces, het materiaalonderzoek en de verbeelding die ze de vrij hand kon geven. Ze had er moeite mee dat ze te weinig theoretische kennis had om haar beeldende werk van inhoudelijke onderbouwing te voorzien. Ze had weliswaar de nodige culturele bagage – ze had ook een vooropleiding voor het conservatorium gedaan met piano en altfluit als instrumenten en ritmiek in de moderne dans als belangrijke interesse – maar ze vond dat ze te weinig reflecteerde op de kunstbeschouwelijke aspecten van haar werk. De studie kunstgeschiedenis bij hoogleraar Carel Blotkamp gaf haar uiteindelijk het nodige houvast om aan haar kunstenaarschap serieus uitdrukking te geven. Naast haar werk als beeldend kunstenaar begon ze te schrijven voor kranten en tijdschriften en ze organiseerde projecten en tentoonstellingen, vaak in of vanuit het Tetterode gebouw.
Opvallend is dat hoe serieus ze ook te werk gaat, haar beeldtaal een opvallende lichtvoetigheid aan de dag legt. Door in haar nieuwe werk te refereren aan de meest getalenteerde illustratoren van hun tijd, zoals Gustave Doré, Andrea del Verrocchio en Jean-Jacques Grandville actualiseert ze het belang van de toegankelijkheid van de beeldtaal die je als kunstenaar kunt inzetten zonder aan kwaliteit en belang in te boeten. Door die hoogwaardige illustratieve vaardigheden te combineren met genres als de cartoon, de comic, het stripverhaal en de graphic novel, de karikatuur en dergelijke laat ze bovendien zien dat ze geen hiërarchisch onderscheid maakt tussen het vakmanschap van tekenaars als Willy Vandersteen van Suske en Wiske en regisseurs als Victor Fleming die in 1939 The Wizard of Oz vormgaf. Herman Ramaekers en Joop Walenkamp die ‘Wipneus en Pim’ illustreerden, kunnen bij haar op net zo veel waardering rekenen als Saenredam die (naar Goltzius) de Godin van de Standvastigheid Fortituda tekende, een zinnebeeld voor vrouwelijke kracht, door Monica Aerden vanaf het begin van haar kunstenaarschap met verve uitgedragen.
In de tekeningen van Monica Aerden worden deugden en ondeugden tegenover elkaar gesteld en ze drijft er in beeld en tekst lustig de spot mee door de morele implicaties van die historische en zinnebeeldige figuren te becommentariëren. De tekentaal die ze hanteert is direct: tegelijkertijd handig en onhandig, openhartig en verhullend, uitgewerkt en schetsmatig. Je ziet dat ze haar tekentaal machtig is door met flair en schwung te werk te gaan om daarmee een bijna academische techniek te suggereren, maar daarover beschikt ze nu juist weer niet. Tekentechnisch schiet ze soms tekort en daar heeft ze maar één oplossing voor: de tekening aanvallen. Iedere tekening is een overwinning op wat wel en niet mag in de kunst, door toch te doen waar ze zelf zin in heeft. Het is een overwinning op de schaamte dat iets niet zou mogen in de cultuur waarin je bent opgegroeid. De groteske persiflage van het leven is een manier om het bestaan en de wereld in haar greep te krijgen en haar eigen positie daarin te bepalen. Ze doet dat door de kinderlijke eerlijkheid van kunstenaars als Wilhelm Busch als inspiratie te gebruiken en de nietsontziende wreedheid van Russische sprookjes in te zetten. Iedere tekening die ze maakt krijgt een dossier waarin de totstandkoming ervan wordt geregistreerd. Daarmee houdt ze zichzelf bij de les, maar hoeveel lering er ook aan ten grondslag ligt, het vermaak dat ze ermee nastreeft is er nooit minder om. Het is alsof de duivel ermee speelt.