Atelierbezoek: Ike van Cleeff
Omslagfoto door: Kato Tan
Een wig in de waarneming
De beelden van Ike van Cleeff (Den Haag, 1952) hebben grote zeggingskracht, ware het niet dat ‘zeggingskracht’ het meest misbruikte woord is in de kunstbeoordeling. Beeldende kunst zegt namelijk niets, maar laat iets zien, toont iets aan, houdt je iets voor. Zeggingskracht gehanteerd als kwaliteitscriterium doet de beeldende kunst dus te kort en zeker de sculpturen van Ike van Cleeff. Opgeleid aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen ontwikkelde ze een arsenaal aan beelden dat als buitenaarde wezens onze wereld een bezoek brengt. In haar atelier in Xpositron in Amsterdam lijkt een ruimteschip geland met vreemdsoortige passagiers.
Als kind raakte Ike van Cleeff gefascineerd door poppentheater: hoe levenloze objecten met minimale ingrepen levende wezens werden. Een stok en een lap stof waren genoeg om aan een complex karakter uitdrukking te geven. Ze leerde van poppenspeler Felicia van Deth (1931-2015) dat als je een pop een grimmig uiterlijk geeft, die uitdrukking nooit meer verandert; daarom moet je daarmee voorzichtig zijn. Als beeldhouwer werkt Ike van Cleeff daarom net zo lang door aan een sculptuur totdat het uitdrukt wat ze voor ogen heeft, maar wel met het besef dat mensen nu eenmaal niet altijd hetzelfde zien in een beeld. Binnen de beeldhouwkunst is die dynamiek een gegeven, omdat je om een beeld heen kunt lopen en er tal van invalshoeken zijn om het karakter ervan te ondergaan of te doorgronden.
Ike van Cleeff heeft altijd de mogelijkheid willen hebben om zich geestelijk alles eigen te maken. Daarom wilde ze ook een gymnasiumopleiding volgen. Dat deed ze ook, maar ze zegt erover dat ze eigenlijk haar hele middelbareschooltijd naar buiten heeft gekeken. Dat zie je aan haar beelden af. Ze vertegenwoordigen iets wat van buiten naar binnen komt en representeren een eindeloos bewustzijn dat zich onttrekt aan feitelijke kennis. Met haar gymnasiumdiploma kon ze alle kanten op en die mogelijkheden heeft ze ook benut door zich op uiteenlopende manieren bezig te houden met allerlei theatervormen. Op haar 26ste gaf ze gehoor aan haar jeugddroom door van 1978 tot 1983 beeldhouwkunst te gaan studeren. Ze studeerde ‘met grote onderscheiding’ af bij Wilfried Pas (1940-2017), de stadsbeeldhouwer van Antwerpen.
Vrijwel alle beelden van Ike van Cleef overschrijden haar eigen lichaamsmaten nauwelijks. Ze zijn weliswaar niet naar haar evenbeeld geschapen, maar vormen wel creaties van gestalten en gedaantes die zich met haar aanwezigheid verhouden. Die menselijke maat maakt het mogelijk haar beelden als verwanten, vrienden of vluchtelingen te verwelkomen. Ze worden ook gevormd vanuit haar eigen figuur. Ze maakt een ijzeren skelet en vormt daaromheen met klei het beeld. Vervolgens maakt ze mallen en gebruikt die om een hol beeld van een halve tot een centimeter dikte te maken in een sterke gipssoort. Sommige beelden laat ze in brons gieten. In de eerste jaren van haar kunstenaarschap was haar beeldtaal nog direct aan de menselijke figuratie ontleend, maar na verloop van tijd realiseerde ze zich dat ze als kunstenaar de vrijheid had om met de vaste materialen die aan de grond gebonden zijn ook het tegenovergestelde tot stand te brengen. Het idee dat een beeld een vliegend voorwerp kon zijn, leidde tot beelden die zich voordoen als buitenaardse wezens, levende machines en apparaten of combinaties daarvan. Al haar beelden hebben door de kneedbaarheid van waaruit ze zijn ontstaan een organische grondslag maar daaraan zijn elementen toegevoegd die een technologische expansie zijn van een natuurlijk beginsel. De zwaarte van het materiaal waarmee ze werkt krijgt in het beeld een vluchtige uitwerking, een zwevende aard. Vorm en betekenis contrasteren met elkaar, zodat het beeld wrikt als een wig in je waarneming.
Haar beelden hebben iets wezenlijks doordat ze met de hand zijn gevormd. Je kunt goed zien hoe ze zijn gemaakt, waardoor je er een tastbare verhouding mee aan kunt gaan. Meer nog dan een visuele gewaarwording vormen haar beelden een tactiele waarheid. Ze hebben een zelfstandige aanwezigheid die zich los heeft gemaakt van de feitelijke werkelijkheid. Ze tonen aan dat niets ondenkbaar is en dat het de vrijheid van de kunstenaar is om het zogenaamd onvoorstelbare toch voorstelbaar te maken, rationaliteit te ontkennen en je een voorstelling te maken van wat er niet is. Ze wekken de indruk dat ze zich als muziekinstrumenten kunnen laten bespelen, als een theremin die melodieuze resonantie in de ruimte tussen hand en object voelbaar kan maken maken.
De beelden van Ike van Cleeff reiken naar iets, ze steken hun antennes uit en zetten hun zenders en ontvangers aan. Ze tonen een ontvankelijkheid die open en vriendelijk is. Ike van Cleeff heeft duidelijk niet de behoefte iets akeligs aan het bestaan toe te voegen. Ze voelt vooral de noodzaak tegenover het nare en lelijke een vrij zwevende verschijning te plaatsen. Die komt zonder oordeel vooraf van elders en verhoudt zich vooralsnog onwetend zondermeer met waar het terecht komt. Het komt erop aan dat het beeld zich onttrekt aan de omstandigheden waarin het tot stand komt. De materie waaruit het beeld is opgebouwd moet een materieloze uitwerking krijgen in de beleving ervan.
De bewering dat de beelden van Ike van Cleeff aan fantasie zijn ontsproten is niet onwaar, maar doet geen recht aan de verhouding die ze in haar werk concreet aangaat met wat zich in de wereld voordoet. Het menselijk verlangen en vermogen om te willen doorgronden wat buiten ons aardse bestaan aan mogelijk leven aanwezig is, stelt ze in haar werk aan de orde. Dat doet ze met een opgeruimd gemoed. Ze weet goed dat de combinatie van wetenschap en fictie in de fantasie tot ongeloofwaardigheid kan leiden. Dat neemt voor haar niet weg dat in de verbeelding ervan de hoogste mogelijke geloofwaardigheid moet worden nagestreefd. Interessant in dat verband is dat een van haar twee kinderen lucht- en ruimtevaarttechnologie is gaan studeren. Voor de omslag van de dissertatie van het promotieonderzoek van haar zoon maakte ze een lijntekening van een helikopter. Daaruit ontstond het beeld ‘Nebula’ dat de helikopter welhaast als een levend organisme voorstelt. Het is een beeld dat met zijn aanwezigheid een plaats verwerft in een wereld waarin het als welkome gast wordt verwelkomd. De sculpturen van Ike van Cleef doen je inzien dat niemand er baat bij heeft het ongekende uit te sluiten of buiten de deur te houden. Je moet er voor open durven staan.
Ike van Cleeff wordt vertegenwoordigd door Galerie Vrijdag in Antwerpen en Galerie AdK in Amsterdam.