Atelierbezoek: Ienke Kastelein – Ogen in de rug
Inmiddels werkt Ienke Kastelein dertig jaar in haar atelier aan de Abraham Dolehof in Utrecht. Het gebouw is een voormalige school die gebouwd is op het terrein waarop in de vroege 15de eeuw Abraham Dole en zijn vrouw Christina een nonnenklooster stichtten gewijd aan Sint Ursula en de Elfduizend Maagden.
Het hoofdgebouw van dat klooster werd in 1888 afgebroken. Er werd een school met twee verdiepingen gebouwd, die in 1975 weer met een verdieping werd verlaagd. In dit pand zijn meerdere kunstenaarsateliers gehuisvest, en ook instellingen als Fotodok Utrecht en de presentatie-instelling Casco. Langere tijd is in dit gebouw ook de inmiddels naar Amsterdam verhuisde galerie Flatland gevestigd geweest.
Gedurende de dertig jaar dat Ienke Kastelein er nu werkt, heeft ze altijd een ingekeerde verstandhouding met de omstandigheden van de plek gehad. Haar atelier is een ruimte waarin ze zich terugtrekt, naar zichzelf kijkt en werk maakt dat met name een kwaliteit heeft als inversie, een beweging naar binnen, waarbij ze om zichzelf heenloopt, de waarneming op zichzelf richt om uiteindelijk om zich heen te kijken, te bepalen waar ze is en hoe ze zich tot de wereld verhoudt. Het maken van een beeld is positiebepaling om na te gaan hoe zij zich tot het bestaan verhoudt. Uiteindelijk is die inversie een omkering van de blik naar binnen. Van het beeld gaat iets uit.
In haar werk gaat het erom hoe zij zich het beeld eigen maakt. Al langere tijd, langzaamaan, is in haar werk een tegenbeweging ontstaan, waardoor ze het atelier kan benaderen als een ruimte van waaruit ze naar buiten treedt. Een kunstenaar heeft die intentie als vanzelfsprekend met zijn werk, het moet de wereld in, maar bij Ienke Kastelein gaat het er echt om dat ze het beeld in beweging brengt. Waar fotografie wordt begrepen als het bevriezen van het moment, het stilzetten van de tijd in een beeld, heeft zij in feite de fotografie altijd gezien als een vorm van in beweging komen. Het gaat er niet om de sluiter van de camera dicht te doen, maar om de deur van de kamer te openen en naar buiten te gaan. Het beeld komt niet van buiten naar binnen, maar van binnen naar buiten. Daarvoor moet dat beeld wel eerst worden geïnternaliseerd, in haarzelf worden waargemaakt en in zichzelf worden bewezen. Daarna kan het een bestaan daarbuiten hebben. In haar praktijk van de laatste jaren is die beweging naar buiten, als onderdeel van het proces waarin haar werk tot stand komt, meer en meer een beeldpraktijk geworden. Die ontwikkeling hangt samen met werk dat ze in opdracht maakt en beelden die ze tot stand brengt tijdens zogenaamde residencies.
Een betekenisvol verblijf was haar werkperiode in ‘Het vijfde Seizoen’ waarin ze onder de titel ‘Ik zit in Den Dolder’ in 2005 een verstandhouding aanging met bewoners van de psychiatrische inrichting die daar is gevestigd over de betekenis van individuele aanwezigheid in een collectieve voorziening, waarbij het de vraag is waar je nog jezelf kunt zijn. Opeens werd het haar duidelijk dat haar initialen ‘I.K.’ een kritische factor zijn ten opzichte van de onafhankelijke zelfstandigheid van haar kunstenaarschap. In Den Dolder moest ze vanuit die autonomie positie een sociale verantwoordelijkheid aangaan om te bepalen waar ze zat. Als zij de bewoners vroeg waar ze zouden willen zitten, was het antwoord altijd: ‘liever ergens anders’. Ieder verblijf daar was voor de bewoners noodgedwongen, terwijl het voor haar een privilege als kunstenaar was om er te verblijven
Die discrepantie zag ze terug in bankjes en stoelen die de bewoners gebruikten om binnen het domein van de instelling een eigen plek te hebben, waar ze op zichzelf waren. Het zitten in Den Dolder ging dan even niet meer over het daar opgenomen zijn, maar over het van daaruit nadenken over een verblijf erbuiten. Voortdurend zag ze mensen met stoelen plekken opzoeken om te kunnen zitten waar ze wilden zijn. Ook was er een bank die zou worden weggehaald, die juist door de gebruikers als onmisbaar werd gezien. Ze zette zich met hen succesvol in voor het behoud van dat buitenbankje.
Ienke Kastelein is niet opgeleid als beeldend kunstenaar. Ze is na allerlei omzwervingen in de wereld van theater, kunstgeschiedenis, film, fotografie, performance, documentaire en aanverwante disciplines haar verrichtingen als beeldende kunst gaan benoemen. Daar kon ze niet onderuit en haar activiteiten werden ook als zodanig erkend. Ze werd erop aangesproken door wat ze maakte. Je kunt moeilijk beweren dat Ienke Kastelein als beeldend kunstenaar autodidact is, omdat ze zich op allerlei manieren in de beeldende kunst heeft bekwaamd, maar er was van tevoren geen gerichte, doelbewuste keuze voor het kunstenaarschap. Ze werd het vanzelf.
Ze heeft voor haar kunstenaarschap van begin af aan vooral fotografie ingezet, waarbij na verloop van tijd duidelijk werd dat de handelingen die met het maken van foto’s gepaard gaan meer en meer het beeld gingen bepalen: het om het onderwerp heen lopen, de beweging er naartoe en er weer vandaan, het bepalen van de positie, de enscenering. Door daar de nadruk op te leggen zien foto’s van Ienke Kastelein er niet uit als een ‘still’. Voortdurend is in haar beelden sprake van dualiteit. Ze fotografeert niet wat ze tegenkomt, maar brengt het beeld zelf tot stand; ze moet het nog tegenkomen. Daarvoor moet iets worden gedaan. Dat doet ze zelf of ze laat het doen. Door de camera te plaatsen en zelf positie in te nemen ten opzichte van waar ze naar kijkt, heeft ze toegang tot de wereld en verdwijnt ze er niet in. Ze gaat niet op in het beeld, ze lost met haar beeld de werkelijkheid niet op, maar gaat een verbinding met de wereld aan, zodat ze een wisselwerking tot stand brengt met wat ze fotografeert en zich ook weer kan terugtrekken uit het beeld. Door die heen en weer gaande beweging wordt haar beeld altijd ook taal, niet enkel beeldtaal, maar ook een grammatica die je kunt verstaan en uitspreken.
De camera is een instrument dat je hanteert om beelden te maken die je al hebt gezien. Voor Ienke Kastelein is dat niet genoeg, ze ziet de camera eerder als een muziekinstrument dat ze beluistert, terwijl ze het bespeelt. Ze maakt het beeld dat ze tot stand brengt, ze speelt de muziek die ze hoort. Dat brengt de gewaarwording teweeg dat ze altijd ergens anders kan zijn in een zelfgemaakte wereld. Ze treft iets aan en zet dat naar haar hand in een wereld die er dan ook is. Steeds is er de verwachting dat er iets te gebeuren staat. Het beeld is er nog niet, maar het komt. Een van de oudste werken in het atelier van Ienke Kastelein die dat principe al laat zien, is een sequentie uit 1984 van foto’s van een man die om een boom heen loopt. Het is een fotografische choreografie van plaatsbepaling van mens en boom ten opzichte van elkaar.
Wie het werk van Ienke Kastelein wil categoriseren, komt er vanzelf op uit dat ze een verruimd kunstbegrip hanteert en dat ze werkt vanuit de principes van de sociale sculptuur; zelfs in haar meest op zichzelf betrokken werk. Tijdens haar werkperiode in New York in 2014 werd haar gevraagd of haar kunstenaarschap een vorm van ‘social practice’ was, waarbij ze moest erkennen dat het toch vooral enkel een ‘practice’ was. Eerder dan ‘social’ is het een ‘human practice’, een menselijke manier om met welwillende nieuwsgierigheid andere wezens gade te slaan in de context van objecten en materie waarmee ze zich omringen. Haar werkwijze mondt erin uit dat ze zelf in haar werk aanwezig is. Het worden performatieve beelden die ze alleen of in gezamenlijkheid met anderen tot stand brengt. Ze doet voorstellen om samen een benadering te zoeken voor het bekijken van de wereld. In New York heeft ze in haar project ‘Have A Seat On The Sidewalk / Walking With Chairs’ in 14th Street in Manhattan met het plaatsen van witte monobloc stoelen in een ‘participatory performance’ mensen de mogelijkheid geboden de straat vanuit verschillende oogpunten te bekijken. Het is een bewustwording van waar je bent, met alle mogelijkheden van dien. Er bestaat niet een enkele manier om naar de wereld te kijken. Je kunt ogen in je rug hebben.
Momenteel bereidt Ienke Kastelein een werk – ‘Walking with Chairs Wolfshuisvariations’ voor dat ze op 29 en 30 augustus 2015 uitvoert vanuit Wolfshuis 20 van Wanda Reiff in Bemelen, tijdens de kunstroute van het Plateau van Margraten. Door glooiend landschap loopt een pad waar een grote lindenboom staat. Ze stelt deelnemers voor met een monobloc stoel dat pad te bewandelen, in de richting van de boom die je eerst niet ziet. Ze roept het beeld op van een wolfsvrouw, naar het mythische verhaal van La Loba, een wilde vrouw die beenderen en botjes verzamelt en door erop te blazen een wolvin wordt. Het is een transformatie van wie en waar je bent, waarbij voortdurend wordt geschakeld tussen zintuigelijke waarneming en rationale overwegingen, waarbij je vanuit jezelf beweegt in een rituele handeling die – very very slow – een stoelendans vormt waarbij je met anderen steun zoekt voor de last die wordt gedragen, de stoel waar je op zitten kunt.
Voor meer informatie, bezoek de website van Ienke Kastelein.