Artistiek Hiv/aids-activisme van nu
Aids is all of us,
Not just yourself.
Aids is all of us,
Not just your sex.
Aids is all of us,
Not just your fun.
Aids is the world,
Not just your world.
Aids is the world,
Not just your world.
Curator Léon Kruijswijk schreef vorig jaar onderstaande tekst voor Mister Motley over HIV/Aids activisme van nu. Over twee weken is Kruijswijk te gast in het online lunch event dat Mister Motley samen met ArtEZ Studium generale organiseert. Hij nodigt je uit om in dit event na te denken over twee verschillende stadia van de HIV / Aids-epidemie. Hoewel de kennis over en behandeling van het virus sinds de wereldwijde uitbraak aanzienlijk is verbeterd, is het virus al tientallen jaren wereldwijd verspreid en blijft HIV / Aids het dagelijkse leven van velen tot op de dag van vandaag bepalen.
Meerdere schrijvers, kunstenaars en activisten hebben de epidemie in een sociaal-politieke context geplaatst, waarin ze hun ongeloof en woede uitdrukken en het verlies van hun dierbaren delen. Het is duidelijk dat er parallellen kunnen worden getrokken met onze huidige situatie, maar de diepgaande verschillen tussen HIV / Aids en COVID-19 kunnen niet onuitgesproken blijven. Over twee weken bespreken moderator Lieneke Hulshof en Léon Kruijswijk de parallellen en verschillen tussen de HIV/Aids en de COVID-19 epidemie, en gaan in op thema’s als sociale stigmatisering, politiek mismanagement, emancipatie, kunst & activisme, en de urgentie en kracht van gemeenschappen. Meld je via deze link aan voor het online event en lees hieronder het artikel van Kruijswijk dat hij vorig jaar schreef.
Deze expliciete songtekst was te lezen op een groot groen gordijn in My Epidemic (Small Bad Blood Opera) uit 2015 van Lili Reynaud Dewar (FR, 1975). De tekst is slechts een fragment uit een ruimtelijke multimediale installatie met lange gordijnen in felle kleuren waarop teksten zijn afgewisseld met videoregistraties van soloperformances van de kunstenaar en lichtkranten met doorlopende teksten. Reynaud Dewar baseerde de installatie op een publieke discussie over onbeschermde seks en persoonlijke verantwoordelijkheid die rond de millenniumwisseling in Frankrijk plaatsvond tussen de Franse schrijver Guillaume Dustan (FR, 1965-2005) en de leider van de Franse Act-Up beweging Didier Lestrade (DZ, 1958). Dustan werd volop aangevallen door de Act-Up beweging omdat hij publiekelijk opkwam voor het recht op barebacking (anale seks zonder condoom) en de vrijheid van Hiv-positieve individuen om onbeschermde seksuele relaties te hebben. De discussie liep zo hoog op dat Dustan Parijs heeft verlaten om de bekritisering en het publieke debat te ontvluchten. De kwestie is illustratief voor de voortdurende polemiek in de jaren na het hoogtepunt van de aidsepidemie in het Westen.
De informatieve lichtkranten in My Epidemic (Small Bad Blood Opera) doen denken aan de manier waarop de Amerikaanse kunstenaar Jenny Holzer zich in de jaren ’80 op glasheldere, directe en tegelijkertijd poëtische wijze uitsprak over aids. Verder bestaat de installatie uit video’s van performances waarin Reynaud Dewar geheel in rood geschminkt door statige gebouwen en ruimtes heen beweegt, als een bloeddruppel die verkent hoe die zich kan verspreiden. Zonder muziek geen opera, dus de teksten werden ook zingend ten gehore gebracht. Zo was te lezen en te horen hoe de meningen van een groep tegenover die van een individu werd geplaatst, aangaande voorzorgsmaatregelen, verantwoordelijkheid, vrijheid, seksualiteit en activisme. Op poëtische, muzikale wijze maakt Reynaud Dewar ons niet alleen bewust van doorlopende verwoede discussies rondom Hiv en Aids, maar spreekt ze bovenal het individu aan en stelt ze vragen over seksuele vrijheid en verantwoordelijkheid in een verhaal dat niet tot het verleden noch enkel tot het individu behoort. Wanneer een epidemie in een samenleving woedt, moeten – zoals de politicus, de arts, de verpleger, de reguliere burger – ieder hun eigen verantwoordelijk nemen.
De kwestie is illustratief voor de voortdurende polemiek in de jaren na het hoogtepunt van de aidsepidemie in het Westen.
Reynaud Dewar’s installatie was voor het eerst te zien in de tentoonstelling All the World’s Futures van de 56ste Biënnale van Venetië. Door te spreken over Hiv en aids binnen een grootschalige internationale tentoonstelling rond toekomstperspectieven op de wereld, zoals de titel verklaart, maakt Reynaud Dewar het onderwerp ook na het hoogtepunt van de Westerse epidemie zichtbaar in de kunsten. Reynaud Dewar verkent het onderwerp niet alleen binnen deze installatie. Ook publiceerde ze tijdens diezelfde Biënnale My Epidemic (texts on my work and the work of other artists). Deze reader bestaat uit meerdere teksten van diverse auteurs, die de impact van de aidsepidemie op zowel individueel als sociaal vlak binnen verschillende culturen onderzoeken. De reader was geïnspireerd op het seminar Beyond Death: Viral Discontents and Contemporary Notions about AIDS dat de Noorse kunstenaar Bjarne Melgaard (1967) in 2011 organiseerde. Reynaud Dewar heeft het seminar hernieuwd uitgevoerd als een performance in de Audain Gallery in Vancouver. Ze toonde de eindresultaten van dit seminar in de tentoonstelling My Epidemic (Teaching Bjarne Melgaard’s Class) in 2015. De uiteenlopende perspectieven die Reynaud Dewar op verschillende manieren bespreekt en samenbrengt, geven de pluriformiteit en subjectiviteit weer van een virus dat door heersende stigma’s en gebrek aan educatie al gauw over een kam wordt gescheerd. Reynaud Dewar verspreidt haar werk over het onderwerp op meerdere locaties en genereert opnieuw aandacht voor het virus dat immer om ons heen kruipt, sluipt en zich verspreidt.
In Nederland en Duitsland zet Philipp Gufler (DE, 1989) de Hiv en aidsepidemie op artistieke wijze weer op de kaart. Met zijn video-installatie Projektion auf die Krise (Gauweilerein in München) uit 2014 en het gelijknamige boek onderzoekt de kunstenaar op caleidoscopische wijze het begin van de aidscrisis in München in de jaren ’80. De video is een reis langs archiefmateriaal van het forumhomosexualität München e.V., een bottom-up LHBTQI+-archief in München, waar Gufler als artistiek onderzoeker het archief voor de toeschouwer ontsluit. De video werd onder andere getoond in het Schwules Museum, Berlijn in 2014 en bij Rongwrong, Amsterdam in 2017.
De documenten in de video tonen hoe Peter Gauweiler, toenmalig staatssecretaris van Beieren, op de opkomende aidsepidemie reageerde met een ‘Maßnahmenkatalog’ (vrij vertaald: catalogus van maatregelen) die even drastisch als choquerend was. Hij pleitte niet voor preventie van de ziekte, maar uitbanning van de meest voorkomende virusdragers, oftewel sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen. Gufler plaatst krantenknipsels, documenten en video’s over en van Gauweiler naast materiaal over en van de activistische homo- en lesbobewegingen die hier in München fel tegen streden. Het resultaat is een spannend en gelaagd werk dat teruggaat naar een aangrijpend deel van de Duitse geschiedenis, dat voor veel onrust en onveiligheid zorgde binnen de LHBTQI+ gemeenschap. De video maakt de kijker wederom bewust dat vrijheid voor veel individuen geen vanzelfsprekendheid maar een verworvenheid is.
Hij pleitte niet voor preventie van de ziekte, maar uitbanning van de meest voorkomende virusdragers, oftewel sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen.
Ook maakt Gufler met zijn Quilt-serie een ode aan individuen die een betekenisvolle rol hebben gespeeld op het snijvlak van hedendaagse kunst en de LHBTQI+-gemeenschap. Quilt #05 (Wolfgang M. Faust) uit 2014 is een hommage aan de Duitse kunsttheoreticus Wolfgang Max Faust die met name schreef over de schilderkunst in Duitsland in de jaren ‘80. In 1993 publiceerde hij het boek Dies alles gibt es also. Alltag, Kunst, Aids. Ein autobiographischer Bericht. De bonte mix van essays en recensies over kunst, ziekteverslagen, memoires en aforismen kan als sleutelroman gelezen worden en geeft inzicht in welke kwesties, problemen en bezigheden tot de alledaagse realiteit behoren van een gepassioneerde kunstprofessional die Hiv-positief is. Door het maken van een quilt over het leven van Faust rakelt Gufler zijn verhaal uit de geschiedenis op om het hernieuwde aandacht te geven.
Niet alle werken uit Guflers Quilt-serie zijn gerelateerd aan de Hiv en aidsepidemie, maar de dekens staan wel in nauw verband met haar geschiedenis. In 1987 nam een groep Amerikaanse aids-activisten het initiatief om quilts te maken voor degenen die aan de ziekte waren overleden. Velen van hen werden niet begraven. Enerzijds konden de familieleden het sociale stigma niet verdragen en zagen af van een openlijk afscheid voor hun overledene naaste. Anderzijds wilden begrafenisondernemingen en begraafplaatsen de lichamen van de overledenen niet aanraken en weigerden uitvaarten voor hen te organiseren. Het initiatief om quilts te maken vormde een tegenantwoord op deze respectloze behandeling en groeide uit tot een enorm project, waarmee nabestaanden hun geliefden konden eren en vieren. Door de flexibele aard van een quilt staat het haaks op het idee van bijvoorbeeld een graf of grafsteen. Zo verworden de dekens tot antimonument en een geheel eigen traditie van herinneren binnen de LHBTQI+ gemeenschap – een traditie die Gufler met zijn uitgebreide Quiltserie voortzet.
Door de flexibele aard van een quilt staat het haaks op het idee van bijvoorbeeld een graf of grafsteen.
In 2012 startte de kunstenaar Karol Radziszewski (PL, 1980) met zijn doorlopende AIDS serie waarmee hij het westerse narratief over de epidemie herschrijft. De serie is onderdeel van het grotere Kisielandproject, waarbinnen Radziszewski het archief van de Poolse LHBTQI+ activist Ryszard Kisiel onderzoekt en ontsluit. Kisiel publiceerde in de jaren ’80 Filo– het eerste underground queer tijdschrift in Oost en Centraal Europa. De vele documenten, foto’s en tijdschriften uit zijn archief zijn een zeldzame getuige van de vroege jaren van de epidemie in die regio. In een van de schetsen voor een uitgave van Filo uit 1989 vond Radziszewski een collage met het woord ‘AIDS’ samengesteld met alfabet stickers met een afbeelding van Donald Duck. Deze stickers werden in communistisch Polen gedistribueerd en representeren de magere invloed van de commerciële popcultuur, die pas na de val van de Sovjet Unie zijn intrede deed in Polen.
Deze collage werd niet veel later gemaakt dan het iconische van de AIDS Wallpaper(1988) van General Idea – een collectief dat door Felix Partz, Jorge Zontal en AA Bronson opgericht werd en van 1967 tot 1994 actief was. Met de felle kleuren en makkelijke reproduceerbaarheid was het behang van General Idea toentertijd vooral bedoeld om binnen (kunst)instituten zo snel en direct mogelijk indruk te maken op de bezoeker en de epidemie onder de aandacht te brengen. De collage van Kisiel is geheel in dezelfde lijn als het beeld van General Idea, maar werd in een parallelle maatschappelijke context gemaakt die minder gerepresenteerd wordt binnen het Hiv en aids narratief.
Radziszewski nam de Donald Duck-collage als uitgangspunt en maakte werken die doen lijken alsof ze door queer Pop Art kunstenaars uit communistisch Polen in de jaren ’80 zijn gemaakt. Allereerst toonde hij behang geïnspireerd op de collage van Kisiel in de galerie Raster in Warschau (2012). In latere installaties in zowel Europa als de Verenigde Staten combineerde hij het aids behang met vergelijkbare schilderijen en foto’s uit het archief van Kisiel, maar ook met het aids behang van General Idea. Met deze strategie vertelt Radziszewski verborgen verhalen die parallel aan welbekende verhalen lopen en stelt hij een alternatieve lezing van de geschiedenis voor. Zo zoekt hij het spanningsveld op tussen het openlijke narratief over aids in het Westen en dat narratief in Oost en Centraal Europa, waar het niet tot nauwelijks tot het publieke debat behoorde en behoort.
Met AIDS legt Radziszewski de vinger op de pijnlijke plek van het alom bekende hedendaagse narratief van de HIV en Aidscrisis, dat binnen de kunsten veelal blijft rondzingen tussen kunstenaars uit Noord-Amerika en West-Europa – waar nieuwe infecties nog steeds plaatsvinden maar aanzienlijk minder dan ten tijde van de crisis, waar men vaker toegang heeft tot de preventieve PrEP medicatie en waar zorgvuldige begeleiding van Hiv mogelijk is zodat het virus minimaal aanwezig is in het lichaam van iemand die geïnfecteerd is. In Oost-Europa, Afrika en Centraal-Azië zijn het aantal nieuwe Hiv-infecties het hoogst, is het onderwerp vaak onbespreekbaar met familie en medici,en is toegang tot gepaste medische zorg beperkt. Binnen de kunsten blijft de focus veelal liggen op dit westerse narratief van de crisis, een verhaal dat absoluut nooit vergeten mag worden, maar tegenwoordig zou het onderwerp pas echt actueel worden als we kunstenaars buiten de Eurocentrische kaders ook bij dit narratief betrekken. Dat is tegelijkertijd een gecompliceerde opgave, omdat het onderwerp niet alleen bij familie en medici onbespreekbaar is, maar ook binnen het publieke debat. De taak aan kunstenaars, curatoren en instituten om bij het maken, tonen of beschrijven van kunst die kwesties aangaande Hiv/Aids aankaart immer de woorden van Reynaud Dewar in overweging te nemen: “Aids is all of us,not just yourself.(…)Aids is the world,not just your world.”
Binnen de kunsten blijft de focus veelal liggen op dit westerse narratief van de crisis, een verhaal dat absoluut nooit vergeten mag worden, maar tegenwoordig zou het onderwerp pas echt actueel worden als we kunstenaars buiten de Eurocentrische kaders ook bij dit narratief betrekken.
Léon Kruijswijk deed in 2018/19 met ondersteuning van het Mondriaan Fonds een curatorial fellowship bij KW Institute for Contemporary Art in Berlijn, in het kader van de tentoonstellingen David Wojnarowicz. Photography & Film 1978–1992 en TIES, TALES AND TRACES. Dedicated to Frank Wagner, Independent Curator (1958–2016). Voor mister Motley schrijft hij twee artikelen over Hiv en aids-activisme in de hedendaagse kunst om te reflecteren op de werkzaamheden en onderzoeksbevindingen van zijn fellowship.