Ik weet wanneer ik iets kan maken door hoe het voelt – over het zintuiglijke potentieel van kunst
Kunstpraktijken die zelfstimulerende expressie omvatten, zijn lange tijd gegroepeerd onder de naam ‘Outsider Art’, een omstreden term die autodidactische kunstenaars en kunstenaars met een handicap letterlijk buiten het middelpunt van het artistieke discours plaatst. Veel van deze praktijken worden gekenmerkt door hun directheid, waarbij het maken gedreven lijkt te worden door een verlangen naar interactie met de wereld. Dat kunst emoties kan overbrengen, snappen we wel, maar hoe zit het met de sensatie van de hand die tegen het papier duwt, met het voelen van een kleur in je buik, met het vasthouden van een camera met flapperende handen? Wat als we kunst benaderen vanuit de lichamelijke bewegingen die ten grondslag liggen aan haar totstandkoming, en onze focus verleggen naar de zintuiglijke ervaring van het maken? En hoe maken we ruimte voor praktijken waarin de lichamelijke stimulatie van het maakproces even belangrijk, of zelfs belangrijker is dan het resulterende werk?