art by telephone
Dit verhaal begint met een speelgoed telefoon. Het voorwerpje, datering begin jaren zestig, was ooit glimmend blauw met wit. Maar het blikken ding is ondertussen geblutst en op iedere hoek of handgreep is de verf verdwenen. Van het spelen natuurlijk. Van de vrolijke kinderhanden die keer op keer de hoorn oppakten en neerlegden, en van de talloze drieste vingers die zich in de rondjes van de draaischijf persten. Net als zoveel ander speeltuig kan ook dit object zich scharen in de lange stoet spullen die kinderen krijgen om alvast te oefenen voor later als ze groot zijn. Kinderen spelen dat ze auto rijden, dat ze baby’s verschonen, dat ze huizen kopen en veldslagen winnen.
Maar wat werd er zo kinderlijk geoefend in de hoorn van deze speelgoedtelefoon? Een nette conversatie met een verre tante? Een gespeelde noodoproep om de ambulance te laten komen? Een amoureuze woordenwisseling tussen verboden geliefden? Of gaf men, net als Laszlo Moholy Nagy, straffe orders door via het blikken hoorntje? Want dat is wat Nagy deed: Met een haast kinderlijke brutaliteit gebruikte hij de telefoon om bestellingen plaatsen voor kunstwerken. Kort na zijn toetreden als docent aan de Bauhaus academie te Weimar, maakte Nagy een serie van 5 werken bij een lokale emaillen-fabriek. Hij zou later beweren dat hij de werken had ‘vervaardigd’ door hen via de telefoon te beschrijven aan een fabrieksmedewerker:
“In 1922 I ordered by telephone from a sign factory five paintings in porcelain enamel. I had the factory’s color chart before me and I sketched my paintings on graph paper. At the other end of the telephone, the factory supervisor had the same kind of paper divided in to squares. He took down the dictated shapes in the correct position.”Wat zich op het eerste gezicht laat aanzien als een hilarische stunt, bleek achteraf een artistiek statement te zijn. Door de afstand tot het maakproces op te rekken, presenteerde Nagy een nieuw type kunstenaar. De moderne maker was allereerst een producent van ideeën, en niet van dingen. Deze gedachte was op zich niet nieuw, want Duchamp’s ready mades getuigden acht jaar eerder al van een soortgelijk uitgangspunt. Maar dat Nagy zijn kunstwerken als een ‘gecodeerde’ verzameling overdraagbare gegevens behandelde was ongekend. De telefoon zorgde voor het artistieke dataverkeer tussen kunstenaar en fabriek zodat Nagy’s aanwijzingen minutieus werden opgetekend op gerasterd karton om vervolgens uitgevoerd te worden door een anonieme arbeider. Het resultaat van deze telefoonkunst bevind zich nu in het depot van het MomA in New York. Het is een schoolvoorbeeld van de abstracte geometrische composities die toentertijd in zwang waren: Een brave vlakverdeling met balkjes, rasters en hier en daar een kleuraccent. Beeldend is er geen klap aan, maar het maakproces getuigt van ironie en een heerlijke dosis zelfspot. Net als de kleuters die ooit rausden met het speelgoedtelefoontje speelt Moholy Nagy dat hij een kunstenaar is.
In 1969 herhaalde het Chicago Museum of Contemporary Art Nagy’s statement met de tentoonstelling ‘Art by telephone’. Zesendertig kunstenaars, waaronder Bruce Nauman, Sol leWitt en onze eigen Jan Dibbets, werden gevraagd om hun bijdrage aan de tentoonstelling door te bellen aan curator David H. Katzive van het MCA. Veel kunstwerken en installaties stoelden op participatie van het publiek. Wolf Vostell, een van de deelnemers, gaf bijvoorbeeld simpelweg een lijst van Duitste telefoonnummers door. Museumbezoekers konden deze nummers bellen en kregen dan een instructie om samen een ‘one minute happening’ te creëren. Als protest tegen massaproductie stelde Arman een aantal identieke vuilnisbakken tentoon waar de bezoeker zijn rotzooi in kwijt kon. (Dat moet een kort telefoontje geweest zijn naar de curator.) Zodra de ‘poubelle’ vol zat werd het kunstwerk als compleet beschouwd. In een tijdspanne van zes weken produceerde het museum alle kunstenaarsbijdragen en stelde ze tentoon. Na afloop werden de kunstwerken volgens afspraak collectief vernietigd. Foto’s en aantekeningen zijn het enige dat er is overgebleven van deze show. ‘Art by telephone’ werd een van de meest richtinggevende tentoonstellingen uit de late 20e eeuw, het markeerde de overgang van minimal art naar conceptuele kunst en baande de weg voor de performance en installatiekunst van de jaren zeventig. De tentoonstelling werd trouwens opgedragen aan Marcel Duchamp, maar die wilde er niks van weten en sloeg de uitnodiging beleefd af. Telefonisch uiteraard.