Wat blijft erover als iemand verdwijnt? -Roos van Geffen in Museum Tot Zover
De dood hoort niet bij het leven. Meestal wordt anders beweerd, maar dat is nou echt een dooddoener. In de tentoonstelling ‘Eat, Love, Die’ van Roos van Geffen (Nijmegen, 1975) in Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam rekent ze met dit ongehoorde cliché af. Je vindt iemand alleen terug in het leven, ook als het voorbij is. De dood heeft niets te bieden. In de dood is het leven voorbij. Als kunstenaar gebruikt Roos van Geffen vaak het medium fotografie dat momenten uit het leven voor de vergetelheid van de dood behoedt. Bij Roos van Geffen is de dood aanleiding om het leven te proeven. De dood smaakt naar niets. Het leven is een verse kers in je mond.
Een driedelig werk over de kers, waarnaar de hele overzichtsexpositie ‘Eat, Love, Die’ is vernoemd, bestaat uit een zwart-witfoto van acht kersen, een videoregistratie van een rode mond die ze opeet, en een reeks ingelijste kersensteeltjes. Het steeltje wordt met de tong tot een acht gevormd. Met het kersensteeltje steeds als liggende 8 heeft ze het lemniscaat teken gevormd, het symbool voor het begrip oneindigheid. Het is een wiskundig teken en daarmee met zichzelf in tegenspraak, omdat de oneindigheid niet te berekenen valt. ‘Eat, Love, Die’ is daarmee een proefondervindelijke, zinnelijke tegenhanger van de dood.
Het steeltje wordt met de tong tot een acht gevormd.
De dood hoort dan wel niet bij het leven, maar hij staat toch om de hoek met zijn zeis op je te wachten. Des te meer reden om tijdens het leven onder ogen te zien wie je dierbaar is en wat je van het leven verlangt en hoe je daar vorm aan geeft. Het kunstenaarschap draagt er dan aan bij om wat verloren gaat met de dood te bewaren in het leven. ‘Wat blijft erover als iemand verdwijnt’ vraagt Roos van Geffen zich af in een serie foto’s van voorwerpen die de sporen vormen van haar vader die er niet meer is: het stukje zeep dat is gebruikt, of de kam met haren, het verlaten beddengoed. In die serie foto’s maakt ze dat persoonlijke gevoel bijna abstract en tegelijkertijd is er een foto van hoe een overhemdboord een beetje onhandig over een blauwe trui valt die juist heel concreet een gevoel van bekommernis overbrengt.
‘Eat, Love, Die’ is een particuliere uiteenzetting van Roos van Geffen over met name haar overleden vader. Ze laat in reeksen uiteenlopende werken zien hoe onherkenbaar de dood is. Als het leven uit het bestaan is verdwenen, slaan we met verwondering gade wat er niet meer is. Een gemis is onzichtbaar. Het is er niet meer. Wat er nog rest heb je tegoed. Met wat er over is, maakt Roos van Geffen een beeld waaruit iemand is verdwenen en waarin alleen zij zelf nog als maker van het werk te voorschijn komt.
Het kunstenaarschap draagt er dan aan bij om wat verloren gaat met de dood te bewaren in het leven.
In de installatie ‘Media Vita’ heeft ze 76 fotoboeken van of over betekenisvolle fotografen uit de collectie van haar vader op tafels gerangschikt. Alle boeken liggen opengeslagen en tonen ieder een enkele foto die met elkaar een levenslijn in associatieve beelden vormen. Langs de foto’s lopend klinkt hier en daar gefluister via audioapparatuur uit de bladzijden, citaten van de makers die door haar bij elkaar zijn gebracht in een samenspraak van de geschiedenis van de fotografie. Bij een foto van een zwangere Annie Leibovitz gemaakt door Susan Sontag klinkt uit het boek de zin ‘Fotografie is het inventariseren van de sterfelijkheid’ op, een quote van Sontag die als auteur van ‘On Photography’ het maken van foto’s omschreef als een vorm van ‘chronisch voyeurisme’. Ze kwam ook tot de conclusie dat iemand die het bestaan vastlegt, niet ingrijpt. Daarmee legt ze de vinger op het morele dilemma van niet alleen de fotograaf, maar van de kunstenaar als zodanig. In hoeverre ben je begaan met wat je met je werk aantoont? Fotograaf Irving Penn klinkt uit zijn fotoboek op met de woorden: ‘Voor mij persoonlijk is fotografie een manier om in het reine te komen met mijn sterfelijkheid’ en Eliot Porter verzucht: ‘Ik denk niet dat het nodig is om je gevoelens over fotografie onder woorden te brengen. (…) Ze praten alleen maar, ze zeggen niets.’ Diane Arbus zegt: ‘Wat achterblijft, nadat weggehaald is wat je niet bent, is wat je bent.’
Daarmee legt ze de vinger op het morele dilemma van niet alleen de fotograaf, maar van de kunstenaar als zodanig.
Samen met een aantal andere citaten vormen deze teksten een ‘verklaring voor de rechten van de fotograaf’, in feite als een precisering voor hun vakgebied van de ‘universele verklaring voor de rechten van de mens. Roos van Geffen ziet in de fotografie, zoals verzameld door haar vader, onder ogen hoe ze zich tot de eindigheid van het leven verhoudt. Haar vader is in dit beeldverhaal de protagonist, maar we leren niet hém kennen, maar haar.
Roos van Geffen: “Het was voor mij zoeken naar betekenis in die grote collectie fotoboeken vanuit mijn eigen vraag: ‘Hoe moet ik leven?’, in de situatie dat mijn vader me vroeg ‘Hoe moet ik sterven?’ Daar begon het eigenlijk mee. Ik zie het werk als een zelfportret, maar ook als een wandeling door de geschiedenis van de fotografie die steeds verbintenissen legt met mijn eigen herinneringen en universele herinneringen aan een leven. Het meandert associatief door al die fotoboeken heen. De quotes die ik laat horen, zie ik als een verkenning van de sterfelijkheid, of hoe je moet leven, of hoe je als kunstenaar tot het leven en je werk verhoudt, maar dat is veel rijker dan ik het in woorden kan vangen, daar heb ik beelden voor nodig.”
In dezelfde ruimte als ‘Media’ Vita’ is het werk ‘De laatste maand’ te zien’. Het bestaat uit tien films van de hand van haar vader op zijn sterfbed, door Roos van Geffen gefilmd met haar telefoon als ze op bezoek kwam. De hand die nog reikt naar het leven, betast de dood.
Roos van Geffen ziet in de fotografie, zoals verzameld door haar vader, onder ogen hoe ze zich tot de eindigheid van het leven verhoudt.
Deze twee werken worden gadegeslagen door de geluidloze film ‘Smile’ waarin drie gezichten tegen een zwarte achtergrond met een neutrale blik voorzichtig beginnen te glimlachen, wat uitmondt in een groot geschater met vertrokken gezichten. Verderop in de tentoonstelling is de film ‘Yes’ te zien, een onderdeel van de serie ‘Five Faces’, waartoe ook ‘Smile’ behoort’. In ‘Yes’ knikken vijf gezichten ‘ja’. Opvallend is dat de film ‘No’ uit dezelfde serie ontbreekt, alsof Roos van Geffen hier duidelijk ja tegen het leven wil zeggen en niet nee tegen de dood.
Met ‘Media Vita’ geeft ze aan dat ze op een leeftijd is die gemiddeld genomen de helft van haar hele leven markeert. ‘Media Vita’ zijn de eerste woorden van een Gregoriaans gezang: ‘Media vita in morte sumus’(Midden in ons leven zijn wij door de dood omgeven). Op die leeftijd heb je zoveel ervaring opgedaan in het leven dat je weet dat je zekerheden betrekkelijk zijn. Het is een gevoel dat ze ook in de fotoserie ‘Onscherpe Dagen’ weergeeft. In diffuse vrouwenportretten verbeeldt ze gevoelens die indringend en onontkoombaar zijn. Het is alsof je iemand door een matglazen ruit ziet en meteen weet dat er iets aan de hand is.
Met de dood van haar vader overdenkt Roos van Geffen niet alleen de eindigheid van diens leven, maar ook dat van haar zelf, waarbij ze ook haar vrees om haar eigen kind te zien sterven onder ogen ziet, zoals ze in een foto uit de serie ‘Drifting in Time’ verbeeldt. Daarin is een jong meisje gefotografeerd dat als Ophelia in het water drijft, haar beeltenis al aangetast door algen, slib, waterdieren en kroos.
‘Eat, Love, Die’ is tot 1 september te zien in Museum Tot Zover.
*
1. Untitled no. 225. Cindy Sherman, 1990. Uit: Arthur Danto. Cindy Sherman: History Portraits. Parijs, München: Schirmer/Mosel, 1991, ongepagineerd.
2. . Nude. Peter Hujar, ongedateerd. Uit: Klaus Kertess. Peter Hujar: animals and nudes. Santa Fe: Twin Palm Publishers, 2002, ongepagineerd.
3. Kostbarkeiten. Werner Bischof, 1948. Uit: Marco Bischof et al. Werner Bischof Bilder. Zürich: Helmhaus, 2006, p. 76.
4. Artemio Colon Gym, Harlem, 1980. Martine Barrat, 1980. Uit: Martine Barrat, Martin Scorsese. ‘Do or die… we do, we don’t die.’ New York: Penguin Books, 1993, ongepagineerd.