Niemandsland, iemandsland, achterland – Lichting 2021
In opdracht van Mister Motley, de Haagse kunstruimtes 1646 en Nest kijkt schrijver Persis Bekkering naar het afstudeerwerk van de kunstvakstudenten van dit jaar en schrijft drie essays over wat haar opvalt, over gemeenschappelijke delers, patronen, motieven en contradicties. Aflevering drie: het maakbare landschap, het nieuwe sublieme.
Het platteland verandert, overal in de wereld. Steeds meer zwijgende schoenendozen verschijnen, immense data- en distributiecentra. Ze prijken als de tempels van het posthumanistische tijdperk, obscuur en anoniem. Walmend en wazig in de hitte. Onder permanente surveillance.
Dit is ‘het nieuwe sublieme’, volgens architect Rem Koolhaas. Het nieuwe sublieme is de duizelingwekkende ervaring, de onderdompeling in deze sinistere landschappen, zoals het sublieme in de Romantiek stond voor het individu dat de confrontatie zocht met het angstaanjagende geweld van de natuur, eenzaam staande tegenover de woeste zee, de onbegaanbare bergen. Hoewel steden maar twee procent van het aardoppervlak innemen woont de helft van de wereldbevolking in de stad, en ondertussen transformeert het leeggelopen achterland snel. Dat was het uitgangspunt van Koolhaas’ en denktank AMO’s tentoonstelling Countryside, The Future in het Guggenheim in New York, die vlak voor de lockdown opende, dat het hedendaagse, ongeziene platteland krachtig in beeld bracht.
De interesse voor het landschap viel me ook op in het afstudeerwerk van de kunstacademies, en dan bedoel ik het maakbare landschap, het sublieme landschap, het landschap als bepaald door de mens. De natuur – als we die opvatten als het angstaanjagende, het onbestuurbare en zelfvoorzienende, als het andere – is volledig geabsorbeerd door cultuur. We leven in het geologische tijdperk van het Antropoceen, of Kapitaloceen, of hoe je het dan ook noemt. Met de eerste term wordt bedoeld dat de mens de belangrijkste invloed is op het klimaat en de atmosfeer; de tweede term, die minder neutraal is en mijn voorkeur heeft, wijst op de vernietigende kracht van het kapitalisme.
Misschien is de obsessie van veel hedendaagse kunstenaars met de zee en de oceaan daar dan de tegenhanger van – het water, waarin de grenzen vervagen en de mens weer natuur wordt, waar hij slechts te gast is, waar vreemde, wonderlijke wezens vrij spel hebben. Maar daarover schrijf ik een andere keer nog wel eens.
Kunst transformeert hoe we de wereld ervaren, herschikt de waarneming, je kunt moeilijk beweren dat dat niet zo is, en dat geeft kunstenaars een complexe verantwoordelijkheid. Ik denk nu aan de film Deserto rosso (1964) van regisseur Michelangelo Antonioni, waarin een neurotische, elegante vrouw (Monica Vitti) door het laatindustriële landschap van Noord-Italië loopt. Een esthetiek die je misschien een voorloper van het nieuwe sublieme kunnen noemen, de wegbereider die niet zwijgt, maar buldert. Vuile walmen uit de fabrieksschoorstenen vullen in Deserto rosso het frame. In een prachtig shot loopt Vitti door de modder rond het fabrieksterrein en blijft ze in de bosjes staan om een afgedankte sandwich te eten, terwijl op de achtergrond de fakkel van de olieraffinaderij ritmisch opvlamt. Antonioni heeft dit landschap for ever veranderd in een esthetische ervaring. Ooit vond ik fabrieken treurig en smerig, maar sinds ik de film heb gezien trekt het landschap me aan, vervult het me met ontzag. Hoe kwetsbaar ik me voel, ten aanzien van die vervuilende, brullende machines. Wanneer ik langs de Botlek rijdt, springt er iets op in mijn borst. Iets met de schoonheid van het gevaar, de verwoesting. Misschien ook de nostalgie, want we leven nu in de postindustriële samenleving, fabrieken zijn clubs of co-working spaces geworden, we zijn post-humanistisch, post-internet, post-realiteit.
Misschien dat ik me daarom zo aangetrokken voel tot de handgeweven en geborduurde canvassen van Isamo Thissen, in de reeks genaamd (N)Iemandsland, die verwijzen naar het verkavelde Nederlandse platteland. Van een ‘woekerend tapijt’ is de aarde een ‘strakke lappendeken’ geworden, schrijft Thissen in haar artist statement. In vogelperspectief beschouwt ze de rampzalige schoonheid daarvan. De handeling van het borduren en weven is enerzijds een uitbeelding van de mens die in de bodem wroet en graaft en nieuwe structuren laat verschijnen, langs strakke lijnen die in de natuur niet voorkomen. Maar haar werk toont ook verzet, denk ik, want het is natuurlijk niet de mens zelf die nog graaft, het zijn machines, en het is alsof Thissen streeft naar het behouden van een zekere menselijkheid in de ambachtelijkheid. De tactiele werken zijn verrassend esthetisch, kleurrijk, haast knuffelbaar, kwaliteiten die wringen in het licht van de verwoesting die is aangericht.
Maar als inmiddels elke vierkante centimeter van de aarde beheerst wordt door de mens, wat gebeurt er dan met ons verlangen naar de natuur? Wat doen we met dat overschot? Dan maken we ‘nieuwe natuur’, natuurlijk, want de mens kan alles. Landscape Lab van Katie Pelikan Baselj confronteert ons met de absurditeit van de moderne idee dat de mens de natuur kan beheersen. Ze creëerde een fictief laboratorium, waarin Nederland – ongekroonde koning van het artificiële landschap – de kraamkamer is van nieuwe landschappen, die vervolgens over de hele wereld worden geëxporteerd. Wat me interesseert in dit werk is dat Pelikan Baselj het maakbare landschap benadert als een antwoord op een verlangen, het verlangen naar natuur. Dat lijkt zo onschuldig, maar het werk legt het bloot als een verlangen naar macht, waarmee ze impliciet de lijn naar het sublieme landschap van de Romantiek doortrekt – Nietzsche, enzo.
Daarmee lijkt haar werk ook een commentaar op de esthetisering van het door de mens bewerkte landschap. De esthetisering kan een overlevingstactiek zijn, zoals in Deserto rosso: een vluchtlijn voor het individu dat machteloos staat tegenover de macht van de industrie. De ervaring van schoonheid als vluchtig antidotum tegen het creperen in de verstikkende uitlaatgassen en lange werkuren. Maar het sublieme kan ook het mechanisme in stand houden dat tot de kolonisering van het landschap heeft geleid, het verlangen naar onderwerping van het landschap brandend houden. Met die tegenstelling speelt Landscape Lab.
Verwant daaraan is het werk van Poeka Boland, Objects of the heart, dat bestaat uit schilderijen, tekeningen, een website, een Instagram en meer. Hoewel Bolands werk strikt genomen geen landschappen toont (al noemt ze ze sculpturale landschappen), gaat haar onderzoek over het beheersen van ruimte, het spanningsveld tussen controle en chaos, over de grenzen die we trekken om te bepalen waar de ruimte begint en eindigt – zoals het rurale landschap een regulering is van wat ooit natuur was. Dit wordt voor haar het meest krachtig zichtbaar in het verkeer, waar openbare ruimte misschien wel het sterkst gereguleerd is. Boland onderzocht de sociale verhoudingen die ten grondslag liggen aan objecten als de pilon, het verkeersbord. Uiteindelijk ontstond er een affectieve relatie tussen die symbolische objecten en haarzelf, schrijft ze op haar website. Het sentiment dat regulerende voorwerpen haar geven – het gevoel van veiligheid, van het beheersen van de chaos – is waar het werk over gaat.
Jermilov Alexander stelt zich het landschap voor als een afdruk van een collectieve geest, waaraan iedereen bijdraagt. In zijn videowerk Hyper assemblage toont hij een ecosysteem waarin natuur, historische artefacten en nieuwe technologieën symbiotisch samenleven. Een boomstronk gevoed door een microprocessor, emoji’s die als bladeren groeien. De fossielen van intergalactische wapens in de rotsen. Hier zijn de machtsverhoudingen heel anders dan in het nieuwe sublieme. Niet de mens domineert hier het landschap. Verschillende lagen in de werkelijkheid vallen over elkaar heen en gaan verrassende relaties met elkaar aan, tot er nieuwe vormen ontstaan, vanuit de gedachte dat gedrag, ideeën en vaardigheden door mimesis worden doorgegeven. Tussen mensen, maar ook tussen mens en machine, of het reële en het virtuele.
De video maakt zichtbaar dat er veel meer relaties mogelijk zijn dan het maakbare landschap impliceert. Meer opties dan het eenrichtingsverkeer dat we er zelf van maken wanneer we de wereld voorstellen als volledig door menselijke invloed bepaald. De kleurige, aantrekkelijke beelden van Alexander creëren nieuwe verlangens. Niet het problematische verlangen naar het domineren van de natuur, maar een verlangen dat nieuwsgieriger is naar andere, meer gelijkwaardige verbindingen en allianties tussen mensen en niet-mensen.
—————————-
Nest en 1646 werken samen aan een grote tentoonstelling in de openbare ruimte van Den Haag met werk van afstuderende kunststudenten. Afstuderende kunstenaars door heel Nederland stuurden foto’s van hun werk in. Momenteel hangen er posters met het afstudeerwerk verspreid door Den Haag. Klik hier voor meer info. En bekijk hier het Instagram account waarop alle ingestuurde werken worden gepubliceerd.