‘Graffiti geeft tenminste nog het idee dat de publieke ruimte voor iedereen is’
Kunstenaar Tom van Veen in gesprek met graffitikenner Jasper van Es.
Tegenwoordig zien we de spuitbus steeds vaker terugkomen, zowel binnen het politieke als het publieke domein.
Jasper van Es (lacht): “Dat is iets van vroeger. Als ik hier vroeger samen met mijn neefje ging painten, nam hij een briefje van school mee en dan was het daarmee oké. Nooit werden er vragen gesteld, terwijl je gewoon overdag graffiti aan het spuiten was in de stad. Ik vroeg me altijd af: ‘Hoe zit dat nou?’, maar mijn familie zei: ‘Italië heeft gewoon meer begrip voor wat kunst kan zijn.’ De muurschildering is natuurlijk al sinds de fresco’s uit de renaissance een begrip in Italië.”
Italië heeft gewoon meer begrip voor wat kunst kan zijn.
JVE: “Er zijn twee dingen die rondom protesten gebeuren: Je hebt activisten die de spuitbus oppakken en je hebt spuitbusgebruikers die het activisme oppakken. Die combinatie zorgt voor zoveel spanning. Ik ben thuis in spuitbusgebruikers en ik denk dat de graffitigebruiker van nature alleen maar plekken kiest waarbij hij of zij weet dat de piece blijft staan. De graffiti op bijvoorbeeld de standbeelden afgelopen voorjaar zijn eerder van activisten die een spuitbus oppakken. Daarnaast heb je graffiti en street art. In street art zit veel vaker een boodschap dan in graffiti, terwijl het laatste ouder is. Toen de stencils en de stickers tevoorschijn kwamen, kwam er ook veel meer politieke inhoud op straat. Je merkt nu wel dat het verschuift, bijvoorbeeld in Berlijn met artiesten als 1UP met Berlin Kidz en PARADOX. PARADOX heeft tegenwoordig kleine boodschappen tussen zijn letters staan die allemaal links-idealistisch en vrijdenkend, maar ook kritisch richting de maatschappij zijn. Hij spreekt zich in die berichten bijvoorbeeld uit tegen het koopgedrag van de mens, politiegeweld of hiërarchie. ‘Stop the Bomb’ is een bekende graffiti piece uit 1979 van Lee Quiñones over de spanningen tussen Amerika en Rusland. Daar zitten kleine stukjes tekst in als ‘World War III’, ‘Man is almost extinct…’ en iconen als bliksem, twee handen en de bom zelf. Graffiti werkt altijd met een soort iconografie. Hoewel graffiti in het begin zeker een activistische kant had, werd het later echt een straatcultuur waarin het gaat over ‘Ik-ik-ik, hier ben ik!’, in plaats van dat je daar heel veel mee wilt zeggen. Politieke boodschappen worden vaak gebruikt om je eigen karakter status te geven. ACAB, All Cops Are Bastards, bijvoorbeeld, zegt iets over het imago van de graffitischrijver of over welk alias diegene wil scheppen. Graffiti is natuurlijk gewoon een soort ego-spel, daarom vind ik het wel een leuke ontwikkeling dat mensen, wie in dat ego-spel zitten, nu weer hun bereik gebruiken om iets te zeggen.”
Je hebt activisten die de spuitbus oppakken en je hebt spuitbusgebruikers die het activisme oppakken
JVE:”Er zijn niet echt groeperingen, maar eerder aparte schrijvers zoals PARADOX of Berlin Kidz binnen 1UP die iets zeggen. Er moet iets gebeuren en dan laat iedereen zich horen. Dat zie je nu met de George Floyd gebeurtenis. Een graffitischrijver kent de straat en bij de huidige protesten ontstaat er dan ook ruimte voor collectieve boodschappen en ervaringen. Als graffitischrijver moet je je overal kunnen gedragen en je dus goed kunnen verplaatsen in een ander om jezelf een houding te geven op straat.”
Als graffitischrijver moet je je overal kunnen gedragen en je dus goed kunnen verplaatsen in een ander om jezelf een houding te geven op straat.
JVE: “Ja en dan zie je dat ze die stem ook gebruiken om een mening te delen. Als je kijkt waar graffiti vandaan komt, begrijp je beter waar de betrokkenheid is ontstaan. De stijl van graffiti zoals je die nu ziet komt grotendeels uit wijken in Philadelphia en New York. Dit waren multiculturele, vaak armere wijken. Graffiti is en was daar echt de stem van de jeugd.”
JVE: “De taal van graffiti is inderdaad een community ding. De regels staan niet vast, maar het is een heel sociaal spel, waarbij wederzijds respect heel belangrijk is. Tegelijkertijd probeer je ook elkaars grenzen te verkennen en daar af en toe ook overheen te stappen om te kijken wat dan de tegenreactie is.
JVE: “Dat komt omdat het directe concurrentie is, alles wat je buiten zet, concurreert gelijk met de ander. Het is direct openbaar. In die zin is het anders dan beeldende kunst. Als jij iets schildert en het mislukt, kun je besluiten het in je atelier te houden en dan ziet niemand het. Om een voorbeeld te noemen, wij hebben als schrijvers uit Eindhoven een hele grote Black Lives Matter gezet in de stijl van Wildstyle. Een van de belangrijkste graffiti hip-hop films die de scene naar Europa heeft gebracht. Daar werd gelijk diezelfde avond verf overheen gegooid. Ik weet niet of dat een racistische actie is, maar het geeft wel een strijd weer. Wij hebben een statement gemaakt. Iemand anders heeft een ander statement en gooit er verf overheen. Dan is het 1-1.”
Tegelijkertijd probeer je ook elkaars grenzen te verkennen en daar af en toe ook overheen te stappen om te kijken wat dan de tegenreactie is.
JVE: “De tijdelijkheid van het medium hoort erbij. Ik weet dat onder andere Mick La Rock en Dave van den Berg een keer zijn benaderd door het Centrum voor Cultuur en Immaterieel Erfgoed om na te denken over het erfgoed van Nederland en wat te doen met graffiti. Na lang nadenken was uiteindelijk de conclusie: ‘Niks, want graffiti hoort vergankelijk of tijdelijk te zijn.’ Graffiti bevraagt de openbare ruimte. Daar zit een strijd in tegen de gevestigde orde.
Graffiti bevraagt de openbare ruimte. Daar zit een strijd in tegen de gevestigde orde.
JVE: “Het is van het volk voor het volk, vooral de illegale werken. In Eindhoven is er steeds meer legaal werk, dat geeft een tegenreactie. De jongvolwassenen zoals ik denken daarover na: ‘Als dit alleen maar in opdracht mag, wat gaat de jonge graffitischrijver dan doen en waar is zijn of haar plek?’ Als al die tunnels waar je eerst stiekem kon oefenen ingevuld worden, denkt zo iemand dat hij of zij alleen maar iets in de openbare ruimte mag doen als je gevraagd wordt. Dit staat naar mijn idee in contrast met de term ‘public space’. Als deze echt ‘public’ is, dan mag iedereen er in principe in doen wat hij of zij wil. Het is logisch dat dit in de realiteit niet zo werkt, maar graffiti geeft tenminste nog het idee dat de publieke ruimte voor iedereen is.”