Een grijnzende Pierlala en de smorende kater
De smeuïge doeken van Jeroen Duijf
Een verfomfaaid mannetje zit op een bank een sigaretje te roken. De bank staat parmantig in een grasgroen plantsoen en heeft een klaterend fonteintje. Content leunt hij een beetje achterover en kijkt met kraalogen de kijker aan. De rookpluim van zijn peuk kringelt in een rechte lijn omhoog. Een tevreden roker is geen onruststoker, lijkt hij te willen zeggen. Zijn hond, al net zo oud en versleten als het mannetje, doet gezellig mee. Hij kijkt zijn baasje met trouwe hondenogen aan terwijl hij ook een sjekkie mee paft.
Jeroen Duijf (Blerick, 1988) drinkt graag een biertje in de kroeg, geniet van zijn frietje met frikandel speciaal en scheurt op zijn gevlamde Yamaha Virago over Brabantse wegen en dijken. ‘Lekker gassen, dat maakt mijn hoofd leeg’, zegt hij daar zelf over. Roken doet hij niet, maar hij heeft een broertje dood aan betutteling. Hij vraagt zich af hoe het moet met al dat gewone volk dat niet past in de mal van de gezonde en maakbare modelburger. Want wat goed is voor de ziel is niet altijd gezond voor het lichaam. Waar moet je heen als je geen fitboy bent en aan je trekken wilt komen zonder dat iemand daar meteen iets van moet vinden?
De smorende opa in het park is inmiddels nostalgie. Dankzij rookvrije zones en assertieve niet-rokers, die uiteraard het gelijk aan hun zijde hebben, wordt de roker verbannen uit de publieke ruimte. In de beslotenheid van zijn eigen huis doet hij echter precies waar hij zelf zin in heeft. Oost west, thuis best lijkt de boodschap in het schilderij Domestic Animal. We zien de kater van de kunstenaar die gewillig poseert voor zijn meester. Hij kijkt de toeschouwer uitdagend aan met gekrulde staart en gestrekte pootjes. ‘Wie doet me wat’ lijkt hij te willen zeggen. Zijn zwarte kattenlippen krullen van plezier omhoog, want daartussen zit een sjekkie dat het dier met veel smaak oprookt. Het leven is kort, laat ieder toch zijn pleziertje, lijkt de boodschap van de kater, de hond en het dampende aardappelmannetje in het park.
De kroeg is in het universum van Duijf het middelpunt der aarde. Letterlijk, want door de donkere aardetinten en modderige penseelstreek van het schilderij lijkt het tafereel zich af te spelen in een krocht. De vaste klanten, het aardappelmannetje is natuurlijk ook van de partij, scharen zich rond de tapkraan en de zwak flakkerende schemerlamp. Gezelligheid kent geen tijd, want de klok druipt à la Dali van de muur af. Aan de toog zit een zuipschuit met baard en schipperspet die mismoedig voor zich uit staart, hij lijkt op de whiskydrinkende kapitein Haddock uit de stripverhalen van Kuifje. Links, leunend tegen de deurpost zien we opnieuw een verstokte roker met gleufhoed en sigaret in de hand. Duijf heeft hem bijna geboetseerd in verf, zijn contouren springen door de gezwollen verflagen naar voren en hij komt daardoor tastbaar uit het doek. Duijfs eerdere doeken waren vlakker geschilderd en lichter van kleur, de inspiratie die hij haalde uit comics was duidelijk te zien in speelgoeddino ’s, gestileerde palmbomen en Pinokkios met lange neuzen. Maar sinds de overstap van acryl naar olieverf is zijn werk donkerder en pasteuzer geworden. De smeuïge streek valt samen met een intimistische onderwerpkeuze, de blik is meer naar binnen gekeerd en het leven van alledag speelt de hoofdrol. Hij maakt zijn doeken dan ook zittend aan een tafel zodat de dikke verflagen kans krijgen om te drogen. Verf speelt vaak de hoofdrol in zijn laatste werken, vette plastische streken druipen bijna van het doek af, ze worden maar ternauwernood in toom gehouden door de voorstelling. Bij het kroegtafereel ‘The center of the World’ lijken de figuren langzaam weg te zinken in deze oersoep van gebrande omber en rauwe sienna. Een prachtige metafoor voor de vergetelheid van zatlappen en dronkenmannen.
Zuip en schranspartijen hebben een lange schilders traditie en net als Duijfs doeken ontstonden ze in het Bourgondische Brabant. Paapse schilders zoals Pieter ‘Boerenbreughel’ de Oudere schilderden daar naar hartenlust boerenbruiloften, kermissen en andere met drank doordrenkte tafereeltjes. Pas later, toen genrestukken à la mode werden in het calvinistische Holland, ontstond de vermanende ondertoon. Dat is goed te zien in ‘De wijn is een spotter uit 1663’ van Jan Steen. Voor een met wijnranken overwoekerde herberg wordt een laveloze vrouw afgevoerd op een kruiwagen. Haar met bont afgezette jakje is losgeraakt waardoor een borst wulps naar buiten valt. Het verloren pantoffeltje wijst de weg naar de verloren eer van de zatte dame. Of Jan Steen het eens was met zijn puriteinse klandizie valt te betwijfelen. Als zoon van een brouwer beeldt hij de waarheid van wijn uit: de aardse behoefte aan plezier, jolijt en samen feesten. De dood komt ons allemaal halen en de enige remedie is voluit leven totdat je erbij neervalt. Met belerende azijnpissers en moraalridders had hij, net als Duijf, niet veel op.
Duijf citeert niet alleen genretaferelen, hij haalt ook figuren aan uit lang vergeten volks folklore. Zo is zijn Vlezige schedel verwelkomt de aasgieren met zijn smakelijke glimlach een ode aan de snaakse Pierlala: Het bijdehante figuurtje uit Zuid-Nederlandse volksliedjes. Deze brutale vlegel laat zich begraven om uit het leger te komen om daarna vrolijk uit zijn doodskist te klimmen en mee te tetteren op zijn eigen begrafenisfeest. Op een slap geschilderd bordje ligt een grijnzende doodskop als etenswaar uitgestald. Rondvliegende aasgieren doen zich tegoed aan de laatste restjes vlees die nog op de schedel kleven. Ook hier is de verf weer pasteus aangebracht zodat het roodbruine vlees klonterig op het bot lijkt te liggen. De voorstelling is zowel macaber als humoristisch, we zien een doodskop als het vrolijke restant van een feestmaal. Het leven is met smaak verorberd en de grijnzende Pierlala heeft dezelfde genotzuchtige boodschap als al die anderen. Hij demonstreert vol verve dat we, corona of niet, allemaal binnen afzienbare de pijp uit gaan. Dus laten we het ervan nemen zolang het kan en genieten van de kleine geneugten die het leven ons biedt. Een luchtig en bemoedigend devies in deze angstige tijd waarin we allemaal noodgedwongen op de rem moeten staan. Er komt ooit weer een dag om te plukken, zoveel is zeker volgens Duijf.
Jeroen Duijfs werk is tot 15 november te zien in Marres Maastricht als onderdeel van de Limburg Biënnale. https://marres.org/programmas/limburg-biennale/
Een uitgebreidere selectie vind je tot 31 januari in Museum Jan Cunen in Oss. De presentatie van Duijf maakt onderdeel uit van de expositie Jump! Springplank voor talent. Andere deelnemers aan deze expositie zijn Fang Mij, Guido van Amelsfoort, Maurits Wouters, Murat Yildiz, Remy Neumann, Rijkers & Blonk en Tessa Chaplin. https://www.museumjancunen.nl/mjcNL/tentoonstellingen.aspx
Duijfs werk kun je ook zien op de Kunstrai in Amsterdam van 10-13 december bij stand 37 van Jump!http://www.kunstrai.nl/galerie/jump/
Jeroen Duijf is een veelschilder. Op zijn Instagram plaatst hij vrijwel dagelijks nieuwe werken, probeersels en schetsen. Ga voor je dagelijkse dosis naar https://www.instagram.com/jeroen_duijf/