De hele wereld is het kunstwerk – een interview met Hreinn Friðfinnsson
Begin maart overleed de in Amsterdam woonachtige conceptuele kunstenaar Hreinn Friðfinnsson. Friðfinnsson werd in 1943 geboren op het IJslandse platteland en woonde sinds ’71 in Amsterdam. Hij laat een oeuvre achter dat maar liefst zeven decennia omspant. De boerderij waar hij opgroeide en het land dat het huis omringd vormden het landschap waar hij altijd weer naar terugkeerde. Vandaag herpubliceren we een interview met de kunstenaar, uit 2020.
De IJslandse boerderij waar hij Hreinn Friðfinnsson in ’43 werd geboren en opgroeide en het land dat het huis omringd vormen het landschap waar hij altijd weer naar terugkeert. Hreinn belt bijna wekelijks met zijn neef die de familieboerderij draaiende houdt, om te vragen naar de dieren en naar het weer. Dat doet hij vanuit zijn Amsterdam, de stad waar hij sinds 1971 woont.
Het zou bijna vijftig jaar duren voordat hij in deze stad zijn eerste overzichtstentoonstelling mocht openen. Dat gebeurde op 15 februari 2020 in ROZENSTRAAT. Een blik op een aantal van de zelfportretten en bijbehorende jaartallen verraadt de leeftijd van de maker, maar zijn ogenschijnlijk simpele werk straalt een poëtische schoonheid uit die ongelofelijk tijdloos is.
Deze typerende eenvoud komt het best tot zijn recht in Midnight Jump (1975-1980), het werk dat tevens de naamgever van de tentoonstelling is. Het bestaat uit drie foto’s. Links zien we een foto van een tweeëndertigjarige Hreinn die met zijn handen langs zijn lijf in een woonkamer staat. Op de middelste foto een springende Hreinn, die maar nauwelijks door de camera wordt vastgelegd. Rechts weer een foto van een kaarsrechte Hreinn. De onderschriften lezen van links naar rechts: 1975, -, en 1976. Drie foto’s, drie onderschriften en de titel vertellen het hele verhaal. Het verhaal van een jaarwisseling, een onbenullig, maar toch belangrijk moment dat onmogelijk te vangen is.
Het oeuvre van de conceptuele kunstenaar zijn vaker uitvergrotingen van kleine gebaren. Zo had hij voor Attending (1973) niet meer dan een handspiegel nodig om de afstand tussen de aarde en de lucht te overbruggen. Het tweeluik bestaat uit een foto van die spiegel die omkaderd door de lucht het gras reflecteert, Attending Earth, en een foto waarop diezelfde spiegel vanuit het grasveld de wolken en blauwe hemel spiegelt, Attending Sky. Hreinn legt in deze werken een zijn hardnekkige talent bloot voor sobere, maar veelzeggende gestes.
Hreinn Friðfinnsson – Midnight Jump (1967)
In Hreinn’s appartement aan de Piet Heinkade in Amsterdam scharrelen zijn assistent en schoonmaker rond, de televisie staat op een nieuwszender, geluid op nul. De hele wereld komt voorbij terwijl we praten over de afstanden die Hreinn gedurende zijn leven heeft afgelegd. Bewegingen door tijd en ruimte vormen niet alleen het thema van zijn leven maar bepalen ook de voornaamste thematiek van zijn werk.
In IJsland
Hreinn begon zijn leven op een afgelegen boerderij op het platteland van IJsland. ‘Ik kan altijd terug naar het landschap, naar de natuur, want dat is mijn oorsprong, mijn vorming. En ik woonde daar tot ik eind twintig was. Ik ben en blijf een boerenzoon.’
Ook het werk Drawing a Tiger bestaat uit twee foto’s. Links zien we een jongen in een heidelandschap, een schetsblok op zijn knie: Drawing a tiger in Iceland 1952. Op het rechterbeeld een volwassen man in precies dezelfde houding op een parkbankje: Drawing a tiger in Amsterdam 1971. Het werk markeert de landverhuizing van Hreinn en stelt tegelijkertijd vragen over het romantische idee van een geboren kunstenaar. Ik vraag hem of hij denkt dat mensen voorbestemd zijn kunstenaar te worden.
‘In sommige gevallen is dat zeker zo, maar in mijn geval was er nooit een besluit. Ik was als kind in allerlei dingen geïnteresseerd. De twintigste eeuw was de eeuw van de auto, en ik was gebiologeerd door technologie, maar die kon wat mij betreft de competitie met kunst niet aan. Tekenen was een obsessie voor me. En ik was me er snel bewust van dat kunst een beroep kon zijn, vanwege de kranten. Vanaf dat moment werd dat mijn voornaamste doel.’
Hreinn Friðfinnsson – Drawing a Tiger (1971)
Naar de kunst
De geometrische abstractie was van grote invloed op de jonge Hreinn. Hij kreeg als kind een tentoonstellingsflyer van een Kopenhaagse tentoonstelling in zijn hand gedrukt, waarop een zwart-wit foto van een Mondriaan was afgedrukt. De flyer vormde een keerpunt, Hreinn realiseerde zich onmiddellijk dat deze mate van abstractie het einddoel van de kunst vormde, dat verder gaan onmogelijk was. Er volgden eindeloos veel imitaties van Mondriaan, maar omdat het om een zwart-wit flyer ging, moest de IJslandse jongen gissen naar de kleuren die de Nederlandse meester gebruikte.
Op zijn vijftiende mocht hij naar de IJslandse kunstacademie, al wisten zijn ouders niet precies wat dat inhield. ‘Maar ze tolereerden het.’
De academie was erg traditioneel. Hreinn leerde modeltekenen, en schilderde stillevens en landschappen. Maar de tiener was al verder, hij wilde geen Cézanne maar Mondriaan worden. Het was enigszins frustrerend, maar belangrijker: hij had Reykjavik weten te bereiken. In die stad vond hij boeken die hem alles leerden over de surrealisten.
In het zomerse hooiseizoen keert hij terug naar de boerderij, en maakte hij dagen van tien uur. Vervolgens studeert hij twee maanden in de stad om de winter weer op het platteland door te brengen.
Naar Londen
Op zijn twintigste ging Hreinn voor het eerst naar het buitenland. Londen wordt de plek waar hij af en toe komt in de jaren ‘60, soms verblijft hij er een paar maanden. Geld was altijd een probleem, maar de bezoeken aan Londense galeries en het Tate waren onmisbaar. ‘Tate was en is tot op zekere hoogte nog een goed museum. En er kwamen zoveel tentoonstellingen van over de hele wereld naar Londen. Ik werd fan van de Amerikaanse pop-art die daar op grote schaal vertoond. Rauschenberg, Johns en Lichtenstein maakten werk dat volstrekt nieuw was. Lichtenstein vond ik heel aantrekkelijk, omdat hij zijn beeldtaal op briljante wijze van comics leende.’
Naar Amsterdam
In Londen krijgt Hreinn een relatie met de IJslandse balletdanser Hlìf Svavarsdòttir. Zij krijgt een positie aangeboden bij het Nationaal Ballet waarop het stel in 1971 naar Amsterdam verhuist. ‘Ik was er één keer eerder geweest, en vond het een heel charmante stad. Zodra je verhuist begint er een nieuw hoofdstuk in je leven.
Natuurlijk was Amsterdam veel kleiner dan Londen, maar het Stedelijk was in die tijd een geweldig museum. En de Art & Project gallery was fantastisch.’ Galerie Art & Project was van 1968 tot 2001 dé plek voor minimal art, conceptuele kunst en land art. ‘Zij toonden de kunst van het moment: van Richard Long, van Felton, Bas Jan Ader en Lawrence Weiner.’
In die jaren ziet Hreinn zo’n beetje alles wat er in Nederland te zien is op het gebied van hedendaagse kunst. Op dit moment woont hij maar weinig exposities bij, omdat zijn mobiliteit beperkt is. Hij is al jaren niet naar het Stedelijk geweest. ‘Er moet iemand met me mee, omdat ik in een rolstoel zit.’
Naar anderen
Uitbesteding duikt op veel manieren op in het oeuvre van Friðfinnsson. Omdat zijn fysieke gezondheid hem beperkt in het maken van zijn werk, heeft hij een aantal kunstenaars in de arm genomen met wie hij regelmatig samenwerkt. De tentoonstelling Midnight Jump wordt dan ook toegeschreven aan Hreinn Friðfinnsson Studio: ‘Al mijn werk is het resultaat van samenwerking. Mijn studio bestaat uit jonge kunstenaars. Ik weet precies wat zij maken, en wat hun collega’s op dit moment aan het doen zijn.’
De samenwerkingen draaien vooral om de uitvoering, vorm en presentatie van het werk. Ik vraag aan zijn assistent Hrafnhildur Helgadóttir of ze alleen orders opvolgt of iets mag inbrengen. Ze zegt dat er veel discussie plaatsvindt en het lang duurt aan dingen te werken.
Hreinn: ‘Ik hou niet van de term assistenten. Het belangrijkste is dat ze collega’s van me zijn, dat het werkende kunstenaars zijn.’
Terug naar IJsland
Het is al bijna vier geleden dat Hreinn voor het laatst in IJsland was. Zijn beperkte mobiliteit maakt reizen lastig, en het platteland is zo goed als onbereikbaar geworden. Maar contact met zijn geboortegrond is er zeker.
‘Mijn familie woonde sinds de achttiende eeuw op de boerderij, en mijn neef woont er nog steeds. Hij houdt de boerderij draaiende.’ Die neef speelt ook een rol in het werk van Hreinn. Zo zijn de foto’s getiteld Sheep and horses of my nephew door hem genomen. Hreinn vroeg hem de foto’s te maken, en zo keert zijn werk via een andere maker terug naar het landschap dat hem zo beïnvloedde. ‘Het is belangrijk dat ik die foto’s niet heb gemaakt. Onderdeel van het werk is dat ik het uitbesteed. Mijn neef heeft geen mening over kunst. Maar toen hij de foto in een catalogus zag, zei hij: Dit is van mij, dit heb ik gedaan. En dat klopt natuurlijk, maar het idee is van mij.’
Hreinn Friðfinnsson – Sheep and Horses of My Nephew (2001)
Terug naar huis
De ideeën van Hreinn komen voort uit heel verschillende bronnen. Vaak borduurt hij voort op ouder werk. ‘Er zit potentie in oude werken die ik de toekomst in kan tillen, in veel gevallen blijft het doorgaan. Zoals het ‘House Project’, dat gaat maar door, maar dat was nooit de bedoeling.
Ik wilde een keer een huis maken dat binnenste buiten was gekeerd. Het behang, de gordijnen en ingelijste foto’s die aan de muur hangen zitten aan de buitenkant, en aan de binnenkant van het huis bevonden zich de golfplaten en dakpannen. Omdat het huis binnenstebuiten is gekeerd, claimt het huis de hele wereld te herbergen, omdat werkelijk alles maar dan ook alles zich aan de binnenkant bevindt, behalve het huis zelf. Dat is de omkering.
Ik bouwde het huis even buiten Reykjavik, op een afgelegen plek. Ik wilde niet dat het grote publiek zou weten dat het huis bestond maar dat het wel mogelijk was het tegen te komen als mensen over het lavalandschap liepen. Toentertijd bevonden zich geen mensgemaakte structuren in de wijde omgeving van het huis. Alleen wandelaars kwamen het huis tegen en na verloop van tijd verschenen er artikelen in de krant over een vreemd huis waar niemand woonde.
Dat mensen het huis daar zonder voorkennis aantroffen, was belangrijk, want ik wilde weten of de bouw van het huis consequenties had. En dat gebeurde. Eén van de groepen wandelaars stopte er iedere keer voor een kop koffie en een broodje. Ook in kunstwereld waren er mensen die het huis bezochten.’
House Project is inmiddels uitgegroeid tot zijn beroemdste werk. Ik vraag Hreinn wat het werk is, het huis dat is gebouwd, de ontmoetingen met het huis, of de foto’s die van het huis werden gemaakt en nu deel uitmaken van zijn overzichtstentoonstellingen. ‘Al die momenten maken het werk,’ antwoordt hij. ‘En het bestaat ook uit de huizen die erna kwamen.’
Het House Project zou nog drie keer een vervolg krijgen. Second House bouwde Hreinn in het Franse beeldenpark Domaine de Kerguéhennec. ‘Jaren na de bouw van First House kwam ik op het idee om een huis te maken waarbij buiten buiten zat en binnen binnen was, zoals bij de meeste huizen het geval is.
Dit huis vormde een volgend hoofdstuk van hetzelfde project, omdat het huis binnen foto’s had van het eerste huis, en het dus de eigen geschiedenis in zich draagt. Het is ook belangrijk dat dat huis in IJsland is gebouwd en per boot naar Frankrijk is verscheept. Net als mensen vroeger deden, met de boot vanaf het eiland om hun horizon te verbreden.’ Naast de foto’s bevindt zich in het huisje een meteoriet. ‘Hoe ver kan een mens reiken naar iets dat zich ver weg bevindt? Op aarde kunnen we objecten vinden uit dit heelal die net zo oud zijn als dat heelal. Deze meteorieten zijn afkomstig uit een gebied tussen Jupiter en Mars. Een grotere afstand kunnen we niet afleggen.’
Third House is een stalen constructie, eigenlijk ‘een driedimensionale tekening van een huis’, zoals Hreinn zelf zegt. ‘Dat huis is van glaspoeder gemaakt, waardoor het heel wit en heel sterk is. De vraag wat binnen is en wat buiten is, is heel ambigue bij dat werk. Want het frame is er, ook de outline van de deur, dus je kunt in het huis stappen, maar wat betekent dat? Het is dus een mentaal of filosofisch werk over het idee van een huis.’
Tot dusver is het project nog een keer verdergegaan. Fourth House werd gemaakt voor het tienjaarlijkse Skulptur Projekte Münster. ‘Daar heb ik dezelfde structuur gemaakt met dezelfde maten als het stalen huis, maar deze versie is gemaakt van handgepolijst spiegelglas. Dus het huis spiegelt zijn omgeving. En als je het dan tussen de bomen zet, verdwijnt het helemaal en zie je alleen de bomen. Het verstopt zichzelf, zinkt weg.’
En zo wordt het huis een steeds sterker afgetekende abstractie van het beginpunt, net als het werk van Mondriaan dat Hreinn als kind zo wist te boeien. Voorlopig blijft het daarbij, maar Hreinn sluit niet uit dat er nog eens een vertaling van het project komt.
Hreinn Friðfinnsson – First House (1974)
Hreinn Friðfinnsson – Second House (2007-2008)
Hreinn Friðfinnsson – Third House (2001)
Hreinn Friðfinnsson – Fourth House (2017)
Naar het begin
Ik vraag Hreinn waarom spiegelingen, omkeringen en inversies zo vaak opduiken in zijn werk, en wat ze voor hem betekenen. ‘Ik voel me enorm aangetrokken tot de magie van spiegels. Dat was ik als kind al. Mijn eerste grote invloed was Leonardo (Da Vinci, red.) die natuurlijk spiegelgek was en in spiegelschrift schreef. Maar ik denk dat het een veelvoorkomende fascinatie is.’
Hreinn mijmert verder. ‘Ik voel me tot heel veel supernatuurlijke zaken aangetrokken, zoals helderziendheid. Onze hele realiteit is ontzettend betrekkelijk, we kennen maar 4% van het universum. De rest zien we niet, en kennen we niet. We weten alleen wat het doet, wat het aanzwengelt. We weten bijzonder veel, maar wat we niet weten is vele malen groter.
In IJsland woont een bekende helderziende en zij zegt dat overal leven is, op iedere plek in het universum. Overal is leven, in vormen die verdergaan dan ons voorstellingsvermogen. Zelf heb ik nooit iets gezien of gehoord dat ik niet kan verklaren. Wel heb ik ooit een bijna-doodervaring gehad, maar er kwamen geen beelden. Het was alleen een mentale ervaring, een gevoel dat ik niet precies kan verklaren.’
Hreinn kwam zo dichtbij de dood als een mens kan komen, zonder te sterven kan komen. Hij legde dus een onmiskenbaar grote afstand af, maar beelden kwamen niet. Inspiratie haalt hij uit het andere uiterste. Niet uit het metafysische, maar uit het contact met de aarde, het contact met het begin. Dat contact vindt plaats tijdens de telefoongesprekken die Hreinn met zijn neef en diens dochter voert, die de boerderij bewonen waar hij is opgegroeid. Hij wil altijd weten hoe het met het weer staat, hij wil weten hoe het met de paarden gaat, en met de schapen. Het is deze periodieke terugkeer naar de plek waar hij vandaan komt die hem in beweging houdt.
Hreinn Friðfinnsson – Attending (1973)