Daar zit het lichaam dat je ooit was – Babs Bakels en Vibeke Mascini in PuntWG
Een paar jaar geleden ontving ik een mail van Vibeke Mascini. Ze schreef dat er steeds meer woorden uitsterven die met de dood te maken hebben. Die woorden verdwijnen. Ze dacht dat het kwam doordat we liever niet over de dood praten. Het is te wreed, we begrijpen er te weinig van, we wanen ons onsterfelijk. De vraag die Vibeke mij – en vele andere schrijvers – stelde was of ik het woord doodsreutel in een artikel of verhaal kon gebruiken. Het woord was verdwenen uit de Dikke van Dale en zij wilde het opnieuw tot leven wekken. Als een woord opgeschreven wordt, vaak gebruikt wordt in de geschreven taal, verdient het bestaansrecht. Het woord doodsreutel, en vele woorden die met de dood in verband staan, moest leven.
Sindsdien ben ik Mascini blijven volgen. Ze maakt werk op de rand van wetenschap. Dat wil zeggen: zij stelt vragen en probeert de antwoorden te verbeelden. Niet zelden hebben die vragen iets van doen met de dood.
Onlangs was het werk This body that once was you te zien bij puntWG, op het WG-terrein in Amsterdam. Dat werk maakte en bedacht Mascini samen met Babs Bakels (ook kunstenaar en voormalig curator van uitvaartmuseum Tot Zover).
Mascini wilde een keer praten met een ovenist – wat ik het mooiste woord van het jaar vind, maar dat terzijde – om te vragen hoeveel energie er vrij kwam bij de verbranding van een lichaam. En zo kwam zij in contact met Bakels, die naar eigen zeggen van kleins af aan geobsedeerd is door de dood. Nu ik Bakels heb gezien en gesproken wil ik haar meenemen naar ieder feestje. Helaas zijn de feestjes momenteel ook uitgestorven, daar kan geen schrijver of kunstenaar werkelijk verandering in aanbrengen. Bakels vertelt met zichtbaar veel plezier over de dood en alles wat ermee te maken heeft. Soms zegt ze: dit is het beste verhaal dat je ooit zal horen. En dan begint ze te vertellen over allerhande uitvaarten en verbrandingsrituelen, over ovens en obese doden. Uiteraard hebben jullie weinig aan deze verhalen als ik ze niet werkelijk navertel, maar omdat de dood nog altijd een privéaangelegenheid is, heb ik moeten beloven geen herleidbare verhalen te reproduceren. Voor wie meer weten wil: ik hoop jullie ooit te zien op een feestje. Of, nog leuker: ik hoop dat jullie Babs Bakels in levende lijve treffen. Genoeg nu over het leven. Terug naar This body that once was you. Het is de bedoeling dat je je middels een interpretatie op een millennia oude boeddhistische meditatie uit de Maha Satipatthana sutta, genaamd The nine cemetery contemplations, die zich in negen stappen richt op lichamelijke onthechting en doodsbewustzijn, voorstelt hoe het is om dood te zijn. De eerste zin luidt: Je bent vandaag gestorven.
Het is de bedoeling dat je de tentoonstelling alleen bezoekt. Er is een ruimte in het voormalig Wilhelmina Gasthuis-ziekenhuis die gebruikt wordt als tentoonstellingsruimte. Vroeger was dit de verloskamer. Nu kan je er vanaf een oude kroegstoel ongeveer een half uur luisteren naar een stem die je vertelt dat je lichaam dood is, het lichaam dat ooit van jou was, hoe het ontbindt, hoe het overgenomen wordt door talloze organismen en langzaam (god wat duurt dat lang) uit elkaar valt. De stoel staat middenin de ruimte en de vloer ligt vol stof van menselijke botten. Ik las ergens dat de botten gekocht zijn op het internet. Veel mensen hebben weleens gefantaseerd hoe het is om dood te gaan. Of dood te zijn. Ikzelf heb een paar keer iemand zien sterven (soms was die iemand een kat). Een keer werd er een man op straat doodgeschoten door de politie. Het was op de Weteringschans, het was een ongeluk. In plaats van een been werd er een hart geraakt. Die gebeurtenis liet me niet los. Ik belde mijn moeder en zij zei: Je moet vergeten wat je hebt gezien, anders hou je die stervende man op aarde. Ze zei dat ik hem moest laten gaan. Mijn moeder zegt ook dat de dood niets engs is (ik vraag me af hoe ze dat kan weten) dat het zoiets moet zijn als geboren worden, dat je “aan de andere kant” opgevangen wordt, net als na je geboorte.
Ik zit op de stoel in de tentoonstellingsruimte tussen het botstof en probeer me te ontspannen. Zo onbevangen mogelijk luister ik naar de stem die mij vertelt wat er met mij gebeurt als ik dood ben. Ik bedenk hoe ik mezelf kan laten gaan. Ik bekijk mijn lichaam. Een levenloos lichaam. Het werkt niet meer. Het beweegt niet en ademt niet. Ik merk dat ik er rustig van word, zoals bij een “gewone” meditatie. Je kunt vaak het “makkelijkst” leven als je je bewust bent van jezelf en tegelijkertijd in staat bent jezelf te vergeten. Dat precies gebeurt er tijdens This body that once was you, in zekere zin is het een gelukzalig moment, maar ik ben nog steeds bang om dood te gaan. Niet om dood te zijn. Godzijdank wordt dat lichaam opgeruimd door organismen die zich met mijn lichaam kunnen voeden. Daarover gesproken: er zijn kleine sporen van levende wezens te zien in de vloer van botstof in de tentoonstellingsruimte. Zeer ontroerend. Helaas is er, ondanks de vele waarschuwingen van Mascini en Bakels, iemand met zijn grote grove schoenen door het stof gelopen. Bakels bestudeert de afdruk en zegt: Je kunt aan de zool zien dat het iemand is die niet nadenkt. Dat er iemand door het werk banjert is inderdaad onbegrijpelijk, want de ruimte nodigt, net als kerken, ziekenhuizen en mortuaria, uit tot een vreemd soort sereniteit. Ik mag alleen maar hopen dat ik diezelfde staat bereik op het moment dat ik besef dat ik doodga. Want dat lijkt me het ergste: niet het dood zijn, niet het doodgaan, maar doodgaan en weten dat het zo is. En dat je met een laatste doodsreutel, een verschrikkelijk geluid, dat lichaam verlaat om niemand meer te zijn. Dan maar hopen dat mijn moeder gelijk heeft en dat er iemand is die je opvangt. Misschien is het iemand die zegt: ga daar maar zitten, neem even de tijd, daar ligt het lichaam dat je ooit was, neem maar afscheid en weet dat het niet zoveel te betekenen heeft, allemaal.