Als kinderen het voor het zeggen hebben – M HKA vroeg 9-jarigen een tentoonstelling te cureren
‘Kom even in de hoek staan, met uw gezicht naar de muur en – in een ideaal geval – uw hoofd een beetje gebogen’, staat er met grafiet geschreven op de tentoonstellingsmuur. Nog niet helemaal overtuigd lees ik verder. ‘Hop! Doe maar’, ‘Eén minuutje, of minstens een halve minuut’, moedigt de tekst me verder aan. De hoek is een typische witte uithoek zoals je die in musea veelvoudig tegenkomt. Een loze ruimte die in mijn herinneringen aan museumbezoeken nauwelijks gebruikt wordt, op een enkele suppoost na. Bij hoge uitzondering sta nu ook ik in de hoek, iets dat ik associeer met afzondering en het aftellen voor verstoppertje.
Nadat ik uit de hoek stap, lees ik op een andere muur de uiteenlopende emoties die deze opdracht in andere bezoekers losmaakte. Daar valt ook te lezen dat ik tijdens mijn verblijf in de hoek een kunstwerk was, en dat ik dit eigenlijk altijd ben, want ‘ook als je niet in een hoek staat ben je zelf een kunstwerk’. Deze uitnodiging om met een open blik te kijken naar wat kunst is en kan zijn, vormt een rode draad in de tentoonstelling Museum Spelen in het Museum van Hedendaagse Kunst (M HKA) in Antwerpen.
Die open blik zie ik terug in de jonge bezoekers die gelijktijdig met mij de tentoonstelling bezoeken. Zij hebben zowel aandacht voor de kunstwerken als voor alles dat daaromheen gebeurt. Meermaals zie ik kinderen verdwijnen achter de gordijnen die in de doorgangen zijn opgehangen. Waar het gordijn mij nieuwsgierig maakt naar de volgende ruimte, wordt het door kinderen ingezet als verstopplek of als middel om anderen te laten schrikken. Deze magie van zelf verschijnen en verdwijnen is terug te zien in de werken Hide and Seek van Nel Aerts en Boys & Girls van Job Koelewijn die deel uitmaken van de tentoonstelling. In het werk van Aerts kun je als bezoeker achter het gordijn met kijkgaten kruipen, om zo de ogen van het kunstwerk te worden. In Koelewijns installatie kan plaatsgenomen worden in een van de boxen die je omtovert tot een ‘levensechte’ pop.
Beide werken zijn door kinderen en voor kinderen geselecteerd, net als vele andere kunstwerken in deze tentoonstelling. Een schoolklas van 9-jarigen van het Sint-Lievenscollege werkte samen met curator Marc Verstappen van kunstenhuis De Studio en het team van het M HKA. Collectiebeheerders van het M HKA kwamen daarbij de museumverzameling voorstellen in de klas en verzorgden een depotrondleiding. Naderhand hebben alle leerlingen één kunstwerk uitgekozen voor de tentoonstelling en hier een verslag over geschreven. Naast deze collectiestukken worden er binnen de tentoonstelling ook twee muziektheatervoorstellingen van De Spiegel (een transdisciplinair gezelschap dat kunst maakt voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar) opgevoerd en is er nieuw werk te zien.
Waar het samenstellen van tentoonstellingen normaal enkel voor volwassenen is weggelegd, werkten aan de curatie van Museum Spelen dus een schoolklas van 22 kinderen actief mee. Maar museale belangstelling voor het kind is niet nieuw. In meer musea wordt tegenwoordig geëxperimenteerd met het integreren van het kinderperspectief. Zo presenteerde het museum Boijmans Van Beuningen in 2017 de tentoonstelling Alles kids, die speciaal voor jonge kinderen was gecureerd. In het M HKA is de expositie echter doordrenkt van een bottom-up-benadering, beginnend bij de selectie van de kunstwerken die volledig in handen lag van de groep 9-jarigen. Deze aanpak is vrij zeldzaam, maar geen uitzondering. Een van de vroegste voorbeelden is de tentoonstelling Shhh…It’s a Secret! uit 2010 in de Wallace Collection in Londen. En recent opende in Londen Young V&A (voorheen bekend als het V&A Museum of Childhood), een speciale tak van het Victoria and Albert Museum gericht op kinderen en met veel aandacht voor speelse en creatieve interacties.
In het M HKA bekleden de kinderen niet alleen een rol achter de schermen, ook binnen de tentoonstelling zelf krijgen hun ideeën en beweegredenen een prominente plek in de vorm van op de muur aangebrachte citaten en zelfgeschreven kaartjes met boodschappen gericht aan de deelnemende kunstenaars, en aan mij als bezoeker. Zo valt bij een werk van Anish Kapoor een citaat van een leerling genaamd Ben te lezen waarin hij een ontdekking doet. Ook is er een waarschuwende tekst aangebracht, het werk is giftig – vanwege het gebruik van het zwartste zwart, ‘Vantablack’ – en mag daarom niet aangeraakt worden. Hiermee raakt het werk aan een dilemma: de natuurlijke neiging om onze omgeving te verkennen met al onze zintuigen, iets dat bij kinderen vanzelfsprekend is en bij volwassenen sterk begrensd wordt door aangeleerde regels en gedragscodes. In plaats van enkel een fysieke barrière creëren, wordt de reden waarom het kunstwerk niet mag worden aangeraakt op speelse wijze toegelicht. De tekstuele toevoegingen gaan zo in op hoe we het werk mogelijk ervaren (zoals Ben beschrijft) of wat het werk met ons doet wanneer we dichtbij komen. Het zet aan tot nadenken. Hoe verhouden we ons tot onze omgeving en de kunstwerken? Het kinderperspectief, waarin bepaalde aannames en voorkennis die volwassenen bezitten nog ontbreken, heeft de potentie om zintuigelijke aspecten te benadrukken waar anders misschien snel overheen wordt gekeken.
Ondanks de fascinatie voor het kind en de kindertijd binnen de kunsten, blijft de deur tot de professionele kunstwereld voor kinderen nog altijd gesloten. Zo is het werk van Karel Appel dat inspiratie vindt in de expressie van het kind te zien in musea en een daadwerkelijke kindertekening niet. De cliché uitspraak ‘dat kan mijn kind ook’ die op veel kunst met ‘kinderlijke’ kenmerken volgt, wordt daarbij vaak uitgelegd als aanklacht op het werk van volwassenen kunstenaars. Hierachter schaart zich de overtuiging dat wat een kind maakt niet bijzonder genoeg is of over voldoende kwaliteit beschikt om toe te treden tot de professionele kunstwereld. Maar wat gebeurt er als we dit idee loslaten en kinderkunst ook een professioneel podium bieden?
In Museum Spelen wordt een werk getoond dat gemaakt is door het curatorenteam van 9-jarigen. Ik zie twee sokken uit een schoen steken, het geheel is stevig met een spanband vastgemaakt aan een pilaar. Op het bijbehorende bordje is de naam van kunstenaar Vaast Colson doorgestreept, gevolgd door de naam van een van de leerlingen: Assia.
Wat gaan de mensen hiervan denken? luidt de titel van het werk. Morgen zal deze titel weer vervangen worden door een van de vele titels die de klas heeft bedacht, een proces dat zich dagelijks herhaalt. Niet alleen de titels vervangen elkaar, het kunstwerk zelf is in zekere zin ook een ‘vervanger’. Het is namelijk de banale opvolger van Vaast Colsons werk Mickey dat door een van de leerlingen is uitgekozen. Op een beeldscherm in de tentoonstelling is te zien hoe het oorspronkelijk verkozen werk wordt aangetast door een anoniem blijvende gedaante en daarmee dus niet tentoongesteld kan worden. De leerlingen hebben zich op de uitdaging gestort een vervangend werk te verzorgen. Onder begeleiding van Vaast Colson zijn ze een nieuw werk gaan produceren, met als resultaat een humorvolle, speelse vertaling van Mickey opgebouwd uit alledaagse kledingstukken. Het dagelijks vervangen van de titel dat onderdeel is van dit nieuwe werk, ligt in het verlengde van een experiment dat Colson is gestart in 2006 en waar de leerlingen nu een eigen invulling aan geven. Colson maakt zo plaats voor een vorm van cocreatie waarin niet hijzelf als maker, maar juist de kinderen als kunstenaars op de voorgrond komen te staan.
Cocreatie vind ik ook terug in de architecturale installatie Museum under construction van Lisa Matthys. Op het dak van het M HKA wil Matthys samen met jonge bezoekers een nieuw museum bouwen. Het initiatief is onderdeel van een langlopend project genaamd The Museum of Innocence waarin ze in samenwerking met kinderen, ondersteund door architecten, studenten, pedagogische instellingen en bouwvakkers, de positie van musea en kunst wil onderzoeken.
In het licht van de in 2021 aangekondigde bouwplannen voor een nieuw M HKA op de Waalsekaai komt het project van Matthys zeer dicht bij de realiteit te staan. Op de tentoonstellingsmuur bevindt zich een uitnodiging om te komen meebouwen buiten op het dak of ter plekke in de tentoonstellingsruimte jouw eigen droommuseum te tekenen, met oog op het nieuwe M HKA. Op de tekentafel vind ik een aantal suggesties van kinderen terug. Ik bemerk een focus op spel, plezier en oog voor natuur in de aanwezige werken. Zo is er in een tekening een grote, uitgewerkte schommelruimte zichtbaar. Op twee andere tekeningen vind ik suggesties voor een ‘smileymuseum’ en een ‘bomenmuseum’. Eenmaal buiten vind ik het Museum under construction dat in de steigers staat, maar waar desalniettemin een vlag al trots bovenuit torent. Het straalt vertrouwen uit in het experiment dat gaande is, een houding die ik terugzie in de gehele tentoonstelling.
Er spreekt veel vertrouwen uit de manier waarop het M HKA samenwerking is aangegaan met de kinderen. Door hen veel zeggenschap te geven, wordt afgerekend met het hardnekkige idee dat kinderen eerder een obstakel dan een verrijking zijn voor musea. Onderzoeker Monica Eileen Patterson, expert op het gebied van kindermuseologie, weet dit hardnekkige idee op rake wijze te beschrijven:
‘The historical marginalization of children and the particular forms that it takes within museums cohere around the dominant assumption that children are more of an institutional burden than a resource.‘
Volgens Patterson sluiten de specifieke kwaliteiten die kinderen bezitten juist sterk aan bij onze toenemende behoefte aan participatieve, multi-zintuigelijke en speelse tentoonstellingen. Zo zijn kinderen bijzonder bedreven in innoveren, dingen leuk maken, dialoog creëren en creatief zijn. Al lerende geven kinderen betekenis aan objecten, verhalen en hun onderlinge relaties, een proces dat gelijkenissen vertoont met cureren.
De kwaliteiten die Patterson toekent aan kinderen zie ik terug in mijn eigen museumbezoek. Ik voel me meer uitgenodigd om in dialoog te gaan dan gewoonlijk, zowel vanwege de activerende presentatie als de interactieve aard van de tentoongestelde werken. De luchtige, speelse uitstraling draagt in mijn beleving echter ook de potentie in zich om te botsen met de inhoud van kunstwerken. Dat ervoer ik bij het monumentale schilderij van Tom Liekens. De voorstelling van dit schilderij is gebaseerd op twee op elkaar lijkende miniatuurschilderijen, souvenirs uit Brazilië, waarvoor Liekens een kudde zebra’s heeft geplaatst. De titel, Heart of Darkness, verwijst naar de 19e-eeuwse roman van Joseph Conrad waarin hij kritiek levert op het kolonialisme in Afrika.
Vanuit een van de grote fauteuils die voor het werk zijn geplaatst bekijk ik het schilderij. Naast mij nemen een moeder en kind plaats die op zoek gaan naar verschillen tussen de linker- en rechterkant van het werk. Later ontdek ik dat dit zoekspelletje wordt aangemoedigd in het tentoonstellingsboekje. Ik blijf nog even zitten, nadenkend over de rol van dit werk binnen de tentoonstelling. Ik ga zelf ook op zoek naar de verschillen die zowel vanuit een scheiding in het midden als vanuit de spiegeling in het water kunnen worden onderzocht. De zebra’s vormen een contrastrijke warboel van strepen die mijn blik proberen vast te houden op de voorgrond. Waar de zebra’s van het doek afspatten, trekt de achtergrond zich juist terug in een onderbelicht landschap vol silhouetten. Het doet me denken aan de vele koloniale afbeeldingen van flora en fauna die dienden als exotische souvenirs voor het westen. Wat niet zichtbaar is, namelijk de gruwelijke gevolgen van de kolonisatie, is in deze afbeeldingen vaak veelzeggender dan wat de voorstelling ons voorschotelt. De titel van Liekens’ schilderij maakt een dergelijke verbloeming, voor wie de referentie naar het boek kent, echter onmogelijk, de connectie met het kolonialisme valt daarin niet te missen.
In de huidige tijd schijnen debatten over representatie en machtsverhoudingen een kritisch licht op de museumwereld. Het museum draagt verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige representatie, een complex gegeven dat niet door iedereen begrepen kan worden. Het is een mooi uitgangspunt om kinderen curatoriële beslissingen te laten maken, maar bestaat er ook een punt waarop het kinderperspectief niet toereikend is en volwassenen dienen bij te sturen om bepaalde kernwaarden te waarborgen?
Museum Spelen laat zien dat zeggenschap overdragen aan kinderen zijn vruchten afwerpt: er ontstaat veel ruimte voor spel, interactie en dialoog die de tentoonstelling zowel voor kinderen als volwassenen uitnodigend maakt. De aanzienlijke invloed van kinderen binnen de tentoonstelling roept daarnaast ook vragen op. Waar ligt de verantwoordelijkheid voor de tentoonstelling wanneer kinderen zeggenschap krijgen? En hoe verhoudt de ruimte voor inbreng en experiment zich tot mogelijke randvoorwaarden, zoals het beschermen van werken, handhaven van veiligheid en het nastreven van een rechtvaardige representatie?
‘Wat vastlag komt los te liggen’ verkondigt de openingstekst van de tentoonstelling, verwijzend naar de ongeschreven wetten van het museum. Uit de tentoonstelling blijkt dat bij het bevragen van deze wetten ook nieuwe dilemma’s opdoemen die om verdere overdenking vragen. Welke wetten willen we koesteren en welke willen we openbreken? En hoe kan het integreren van het kinderperspectief hieraan bijdragen of hier een plek in krijgen?
De tentoonstelling Museum Spelen valt tot en met 17 september 2023 te bezichtigen in het M HKA, Leuvenstraat 32 in Antwerpen.
De tentoonstelling kan ook digitaal bezocht worden via: https://mpembed.com/show/?m=ENVhCnTcCmk&mpu=621