Als antagonisme dichtbij komt – Met Frank Keizer naar het Van Abbemuseum
Persis Bekkering bezocht Rewinding Internationalism met schrijver Frank Keizer, een tentoonstelling over de manieren waarop ideeën en verhalen uit de jaren negentig vandaag nog doorwerken. Ze komen beiden uit 1987, en hebben de negentiger jaren min of meer op dezelfde manier beleefd; ze keken naar School TV en het Jeugdjournaal, zongen protestants-christelijke liedjes, maakten zich druk over zure regen, de ozonlaag en de Balkanoorlogen. De tentoonstelling geeft een heel ander, pluriform gezicht aan het vervlogen decennium: middels de mijnstakingen in Nice, de sluiting van de Philips-fabrieken in Eindhoven, Chileens verzet, en diverse AIDS-actiegroepen in Amerika en Zuid-Afrika.
We lopen vanaf station Eindhoven Centraal richting het Van Abbemuseum, wanneer Frank Keizer en ik een grote advertentie zien op een elektronisch billboard. Twee poppetjes omarmen elkaar, daarboven de slogan ‘Verlies elkaar niet. Als polarisatie dichtbij komt’. Frank wijst erop, zeg, heb je die al gezien? Ik lach om de paternalistische boodschap.
Typisch Nederland’, zegt hij. Politieke discussies moeten worden plat geknuffeld, er mag geen antagonisme bestaan.
Antagonisme, het woord was al eerder gevallen, in de trein – het betekent strijd tussen tegengestelde meningen of partijen. De tentoonstelling die we bezoeken, Rewinding Internationalism, onderzoekt de ideeën en verhalen uit de jaren negentig, en hoe die vandaag nog doorwerken. De jaren negentig was een tijd van weinig antagonisme, eerder van optimisme, volgens de dominante geschiedschrijving. In de trein praten we over hoe apolitiek en ahistorisch het decennium leek. Over het beroemde boek van Francis Fukuyama, The End of History and the Last Man uit 1992, waarin de Amerikaanse filosoof betoogt dat na de val van de socialistische Sovjet-Unie het einde van de geschiedenis zou zijn aangebroken, want het kapitalisme had de strijd gewonnen. We leven in de beste van alle mogelijke werelden, er is geen alternatief meer, dacht Fukuyama. Het boek wordt vaak gezien als een icoon van de toen heersende tijdgeest.
Dat euforische gevoel heerste toen heel sterk, weet Frank. De dreiging van de Koude Oorlog was voorbij, en daarmee ook de gespannen tijd waarin twee ideologieën tegen elkaar streden. Alles draaide in die oorlog om ‘de maatschappij’, alles was politiek geladen en overal was dreiging, maar nadat dat antagonisme wegviel, viel ook de politieke, maatschappelijke dimensie weg. De nadruk kwam te liggen op vrijheid voor het individu.
We zijn het erover eens dat die vorm van individualisme nu uitgeput is. Frank en ik verlangen naar nieuwe collectiviteit. Maar we beseffen ook dat wij, onze generatie, niet goed weten waar we die politieke ruimte nu kunnen vinden of creëren.
Het einde van de Koude Oorlog luidde een tijd in van welvaart en ogenschijnlijke rust voor West-Europa, met ingedutte, tevreden burgers die geen oog hadden voor de sluimerende crises. Want natuurlijk was er nog geschiedenis, op andere plekken, wereldvrede was nog lang niet bereikt, verderop in de wereld wreekten zich allerlei conflicten. Enkel vanuit de Westerse blik leek de wereld ‘af’.
Er is weer antagonisme nodig om een kentering te veroorzaken, denkt Frank, wiens denken beïnvloed is door het marxisme. Ooit werd dat antagonisme aangejaagd door de klassenstrijd, maar de verhoudingen zijn veranderd en de scheidslijnen verneveld, er is geen duidelijk afgebakende arbeidersklasse meer. En nu? De grote strijd is tegen de klimaatcrisis, denkt Frank. Of zou dat moeten zijn.
Frank Keizer is schrijver, onder andere van de dichtbundels Lief slecht ding (2019) en De introductie van het plot (2022), en hij is de host van de podcast Links Richten. Ik lees graag zijn online nieuwsbrief, De eenmanswerkgroep, waarin Frank beknopt alledaagse belevenissen noteert – boodschappen doen, vrienden ontmoeten in zijn stamcafé – en ondertussen de mogelijkheden onderzoekt om een zieltogende linkse intellectuele traditie nieuw leven in te blazen.
We komen uit hetzelfde jaar, 1987, dus de jaren negentig hebben we min of meer op dezelfde manier beleefd; we keken dezelfde afleveringen van School TV en het Jeugdjournaal, zongen protestants-christelijke liedjes, maakten ons druk over zure regen, de ozonlaag en de Balkanoorlogen. Maar Frank heeft, veel meer dan ik, een brede en diepgaande kennis over de recente politieke en sociale geschiedenis, niet alleen van Nederland, maar ook van de voormalige koloniën. Een fijne, genereuze gesprekspartner voor een tentoonstelling als Rewinding Internationalism.
We komen binnen in een zaal met amateurfoto’s en onleesbare getekende diagrammen aan de muur; in het midden van de ruimte staan grote panelen met nog meer foto’s, en kopieën uit oude Spaanstalige tijdschriften. In de hoek hangt een scherm waarop een videowerk te zien is van kunstenaar Cecilia Barriga, een montage van feministische protestbijeenkomsten uit de jaren 90 en nu. Alles heeft iets met Chili te maken, maar ik kan niet meteen een lijn ontdekken. Ik voel me een beetje gedesoriënteerd. Waar zijn we beland? Hé, is dat niet Felix Guattari op die kiekjes, de Franse psychoanalyticus die bekend werd van zijn boeken met Gilles Deleuze? Wat deed hij in Chili?
‘We beginnen niet in Europa’, stelt Frank goedkeurend vast.
Rewinding Internationalism wil geen lineaire tentoonstelling zijn, waarin een overzichtelijk verhaal over een decennium wordt verteld vanuit een dominante cultuur. Het hart van het Van Abbemuseum is ingedeeld in drie looproutes, en aan het einde van elk daarvan moet je weer teruglopen, zoals je een cassettebandje terugspoelt. Zo word je ertoe uitgenodigd elke zaal twee keer te bekijken en steeds je beeld bij te stellen. Een papieren folder geeft meer toelichting bij de verschillende zalen, waardoor ik al gauw greep begin te krijgen op de breed opgezette tentoonstelling, die bestaat uit videowerken, archiefbeelden en andere journalistieke vormen, maar die ook enkele nieuwe, hedendaagse werken toont, waaronder een installatie van susan pui san lok / lok pui san, Rewind / Replay.
Centraal in de tentoonstelling staat de politieke stroming van het internationalisme, waarmee wordt bedoeld dat mensen in alle landen hun verschillen moeten trachten te overbruggen, omdat enkel samenwerking tussen actiegroepen, of naties, of onderdrukten (de invulling verschilt nogal) verandering kan bewerkstelligen. Niet op de naïef-lieve manier van de SIRE-reclame die Frank en ik op straat zagen, maar als een gedeeld antagonisme.
Wat is eigenlijk het verschil met globalisering, vraag ik aan Frank. Globalisering is kapitalistisch internationalisme, zegt hij. Globalisering gedijt bij het uitwissen van lokale verschillen, zodat kapitaal ongelimiteerd kan stromen. Internationalisme stelt juist lokale en regionale geschiedenissen centraal, en begrijpt die in het licht van globale processen, en is daarmee niet een ‘molair’ (als één blok) maar een ‘moleculaire’ beweging (de termen zijn ontleend aan Guattari).
Dat wordt ook uitgedrukt in de tentoonstelling, die een pluriform gezicht geeft aan het vervlogen decennium: we duiken in de mijnstakingen in Nice, de sluiting van de Philips-fabrieken in Eindhoven, Chileens verzet, en diverse AIDS-actiegroepen in Amerika en Zuid-Afrika. Totaal verschillende strijdvelden, die toch met elkaar in verband kunnen worden geplaatst. Die gedachte wordt ook verbeeld door de vele geluidsbanden die pui san pok uit het archief van het Van Abbemuseum haalde, en bij elkaar bracht in een ruimtelijke installatie tot een kakofonisch koor.
Bij video-opnames van protesten die aandacht vragen voor de AIDS-crisis, denkt Frank hardop na over hoe de protesten in die tijd vaker dan nu een ludieke insteek hadden. Dat was niet nieuw in de jaren negentig, maar dat is sindsdien zeldzamer geworden. Waar is dat speelse vandaag de dag? Alles lijkt grimmig geworden, stem ik in. Misschien, zegt Frank, heeft dat te maken met de nasleep van 9/11. Alles kwam vanaf toen onder spanning te staan. Waar technologie in de jaren negentig een leuke aanwinst kon zijn – iedereen kon filmen, iedereen werd performer – hebben we nu te maken met constante surveillance.
In de laatste zaal bekijken we het nieuwe videowerk Shokouk. A Cosmicomedy in Four Acts van Pejvak (Rouzbeh Akhbari en Felix Kalmenson), een licht absurdistische hybride van fictie en historisch onderzoek. Het speelt zich af rond Kosmodroom Bajkonour, waarvandaan de bemande ruimtevluchten van de Sovjet-Unie vertrokken. In 1991 werd astronaut Sergej Krikolev nog de ruimte in gestuurd. Toen hij terugkeerde, bestond de Sovjet-Unie niet meer, zijn thuisstad Leningrad heette nu Sint-Petersburg. ‘De laatste Sovjet’, werd hij genoemd.
In de film vraagt een journalist hem bij aankomst: wat is er voor je veranderd? Hoe beleef je de wereld, die nu totaal anders is? Hij antwoordt dat het nu zomer is, terwijl het winter was toen hij vertrok. Eerst was het donker, nu is het licht, vanuit de ruimte was dat een spectaculaire verandering.
Dat was natuurlijk niet waar de journalist naar vroeg, haar vraag sloeg plat. De journalist leefde in de geschiedenis, de astronaut kwam van buiten, uit een totaal andere temporaliteit.
We vinden het een mooie scène, die blijft zingen als we weer naar buiten lopen. Er is geen universeel verhaal over de geschiedenis, dat is het stille thema van de tentoonstelling, zegt Frank.