‘Alles wat hier staat en hangt, ben ik’ – op atelierbezoek bij Fred Geven
Alex de Vries ging op atelierbezoek bij schilder en beeldhouwer Fred Geven. Met behulp van olieverf zet hij delen van het hout aan waardoor er een nieuwe werkelijkheid ontstaat. Zo blijkt in de nerven van een houten plank de loop van de Dommel schuil te gaan, kan een afgezaagde tak een baai in Ierland weerspiegelen en zijn de jaarringen van een stammetje als de kringen in een plas nadat je er een steen in hebt gegooid.
Zijn compacte, hoge werkruimte in de Willem II fabriek in ’s-Hertogenbosch is gevuld met stukken hout: planken, balken, palen, takken, stronken, stammen, panelen enzovoort. Hij heeft het hout gevonden in binnen- en buitenland, in bossen, parken, plantsoenen, containers, opslagplaatsen en bij zagerijen. Of hij heeft het gekregen van familie, vrienden of collega’s. ‘Ik ben niet mijn atelier,’ zegt beeldhouwer en schilder Fred Geven (Eindhoven, 1961), ‘maar alles wat hier staat en hangt, ben ik.’
Ieder stuk hout heeft een andere, specifieke vorm die door hem, meestal met olieverf, naar voren wordt gebracht waardoor hij de verborgen verbeelding ervan zichtbaar maakt. Een eenvoudig maar doeltreffend beeld is bijvoorbeeld een scheef afgezaagd stukje afvalhout waarvan hij de bovenkant, de zijkant en de onderrand oranjerood heeft geschilderd. De nerven in het hout worden door dat geschilderde accent de bladzijden van een dichtgeslagen boek. Als je het ziet liggen wil je het openslaan om het te lezen. Het is één van de door hem gemaakte boekobjecten, uit wat hij zijn ’houten bibliotheek’ noemt. ‘Ik lees nog altijd gewoon papieren boeken. Lezen op de computer of op de telefoon vind ik onprettig.’
Fred Geven groeide op in een gezin met vijf kinderen aan de rand van Eindhoven. Zijn ouders werkten in het onderwijs. Het omringende Brabantse landschap werd door uitbreiding van de stad met woningbouw maar vooral bedrijventerreinen en fabrieken in de loop van zijn jeugd steeds verder aangetast. In zijn kindertekeningen legde hij vast hoe fabrieken met rokende schoorstenen de natuurlijke omgeving bezoedelden. Hij kwam op een vanzelfsprekende manier met beeldende kunst in aanraking doordat zijn grootouders en een oom en tante de bekende winkel in kunstmaterialen Hoppenbrouwers in Eindhoven beheerden. ‘Dat was voor mij als kind een snoepwinkel; alleen die geur al van olieverf en terpentijn! Als kinderen mochten we er vaak wat uitzoeken om iets mee te maken. Mijn grootvader was ook een verdienstelijk amateurschilder en de schilder Theo Slegers uit Mierlo was mijn oom. Ondanks dat was een leven in de kunst niet een bestaan waar bij ons thuis serieus over werd nagedacht, maar het werd ook niet ontmoedigd. We waren meer gericht op het ontdekken en verkennen van de natuur om ons heen. Op zondag gingen we ‘naar de bossen’, zoals mijn vader dat noemde. Kunstmusea bezochten we eigenlijk niet, maar we gingen wel naar het zogenaamde Vogeltjesmuseum in Eindhoven waar in stoffige diorama’s opgezette vogels te zien waren. De beheerder ervan sprak bevlogen en plastisch over de natuur. Wat ik me overigens wel goed herinner is dat we op de lagere school eens met de klas naar het Van Abbemuseum gingen en dat we daar mochten schilderen. Toen is er wel een vonk overgeslagen. Ik werd lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, een vereniging van en door jongeren tussen twaalf en vijfentwintig jaar. Veel van de leden kwamen later terecht in de wereld van ecologie, waterschappen of bij Natuurmonumenten. Ik koos voor het kunstenaarschap.’
Van 1979 tot 1984 ging Fred Geven naar de Academie voor Kunst en Vormgeving ’s-Hertogenbosch. ‘Ik wist niks anders te bedenken. Op de academie besefte ik meteen: dit ben ik gewoon. Als je iets tekent weet je wat je ziet en je slaat het in jezelf op, waardoor het iets van jezelf wordt.’
Na het oriëntatiejaar koos hij voor de opleiding Illustratieve Vormgeving, vooral omdat hij veel naar de natuur tekende en het vrije kunstenaarschap hem te risicovol leek. ‘Het bleek een studie die je wel goed de grondbeginselen van het kunstenaarschap leerde en sommige van mijn studiegenoten, zoals Stijn Peeters die een jaar voor mij zat, zijn toch vrij beeldend kunstenaar geworden en ik zelf uiteindelijk ook.’
De eerste jaren na de academie werkte Fred Geven in opdracht als illustrator voor uitgeverijen en tijdschriften waarbij natuurtekeningen zijn specialiteit waren. Hij experimenteerde met allerlei technieken en maakte bijvoorbeeld een serie gestileerde papiercollages van uilen voor het jeugdboek Uilenvlucht van Stefan Halewijn voor de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorisch Vereniging.
De uil is ook in zijn vrije werk een vaker voorkomend beeld. Zijn fascinatie voor de vogel is erop gebaseerd dat de uil je recht aankijkt, terwijl de meeste vogels de ogen aan weerszijden van hun kop hebben. De uil daarentegen heeft eerder een menselijke blik. We herkennen onszelf. Toch is de uil niet de vogel die Fred Geven het meest intrigeert. ‘Dat is toch de kraanvogel met zijn spanwijdte van wel twee meter. Die heeft me van jongs af aan geboeid.‘
Vrijwel alles wat Fred Geven maakt, is terug te voeren op de ontdekking die hij als vierjarige deed: dat hij spelenderwijs met zand, klei en houtblokken een eigen verbeeldingswereld tot stand kon brengen. Met karige, eenvoudige middelen en minimale ingrepen weet hij wat hij in de natuur vindt van een andere betekenis te voorzien. Naast zijn werk als illustrator ontwikkelde hij zich al doende als beeldhouwer door voorwerpen uit de natuur als uitgangspunt te nemen voor zijn verbeelding. Hij raapt een stuk hout op en houdt het je zo voor dat je er een beeld inziet. Hij bevestigt wat hij in zijn vondsten ziet door een beschildering of betekening. Een terugkerend onderwerp in zijn werk is zijn hand die een stuk hout vasthoudt. Die werken hebben, overigens zonder enige pretentie, iets spiritueels en zijn uiterst persoonlijk als een handoplegging. Andere elementen die zijn aardse werk met het geestelijke verbinden zijn de ronde sculpturen van de maan die hoog in zijn atelier hangen. Het zijn vrij donkere, stemmige cirkels die niet het zonlicht weerkaatsen maar de donkere aard van het hemellichaam zelf weerspiegelen.
Bossen en water vormen voor Fred Geven belangrijke inspiratiebronnen. Hij groeide op aan de Dommel die ook door ’s-Hertogenbosch stroomt waar hij sinds zijn academietijd woont en werkt. De omringende natuur van het Sterrenbos en het natuurgebied Haanwijk bij Sint-Michielsgestel vormen zijn dagelijkse werkterrein. Reizen naar Bretagne en Ierland zorgen voor andere ervaringen en horizonverbreding die hij kan relateren aan zijn vroegste natuurervaringen.
‘Op mijn natuurwandelingen in Brabant ervaar ik vooral dat er veel is verdwenen. De natuur houdt hier altijd vlug op. Voor je het weet is er weer een snelweg of een woonwijk. Er zit bij mij altijd iets van onrust als ik wandel – de natuur kan altijd worden verstoord. Daarom maak ik mijn werk ook niet te mooi, hoewel de snelweg op een wrange manier ook iets feeërieks kan hebben, zoals kunstenaar Leon Adriaans (1944-2004) dat liet zien. Ik heb hem goed gekend. Hij woonde op een boerderij in het Sterrenbos dat pal naast de A2 ligt. Zijn weduwe Monique Willems is daar een artist-in-residence voorziening begonnen waar ik soms verblijf. Dan probeer ik me altijd voor te stellen dat het geluid van de snelweg het ruisen van de zee is.’
Fred Geven ontdekt iets in hout dat hij met zijn persoonlijke leven kan verbinden. In de nerven van een plank ziet hij de loop van de Dommel die hij met blauwe verf weergeeft. In een scheef afgezaagde tak ontdekt hij een Ierse baai waar water tegen het aflopende land klotst. In de jaarringen van een stammetje herkent hij de kringen in het water als je er een steen in gooit. Uit een ontschorste ent druipt een zwarte druppel als verbeelding van het verlies van zijn overleden zus. Twee gekruiste verschillende stukjes hout vormen samen met een paar beschilderde damstenen een vliegtuigje dat zijn verlangen als kind naar vrijheid uitdrukt. Door twee verschillende plankjes boven elkaar te monteren maakt hij een verrassend overtuigend landschap.
Het luistert nauw bij Fred Geven of hij zijn beelden geslaagd vindt. ‘Als het te flauw is, wou ik dat ik het niet had gemaakt. De natuur is een woest gebeuren. Ik moet het niet te romantisch maken, maar er is wel altijd de innerlijke kracht van de kwetsbaarheid die ik wil laten zien. Het is niet zozeer een geëngageerd onderwerp, maar ik heb wel een duidelijke maatschappelijke betrokkenheid. Ik werk twaalf uur in de week in een biologische winkel. Dat is een baan die in het verlengde ligt van wat ik in mijn atelier doe. Ik heb geen auto; ik wandel en fiets. Als ik iets meeneem uit het bos moet ik het dus op die manier kunnen vervoeren.
We hadden op de academie Ad Merx als docent modeltekenen die op een keer aan me vroeg of ik het wel echt mooi vond wat ik aan het tekenen was. ‘Téken dat dan toch, godverdomme,’ zei hij. Van hem leerde ik dat je jezelf erin moet leggen. Ik weet nooit van tevoren wat ik ga maken, maar ik heb enorm veel bagage aan indrukken en ervaringen, ook omdat ik veel buiten ben. Uit de sfeer en de beleving daarvan vloeit iets voort dat van mezelf is. Wat ik maak bestaat vaak in de natuur al. Ik ga het meest op in het schilderen. Enkel beeldhouwen vind ik eigenlijk te dun. Dan moet je toch vooral zorgen dat je guts goed scherp is. Door sober met olieverf op hout te werken ervaar ik dat ik een gevoel kan overbrengen. Wat ik doe zat er altijd al in. Ik ben niks veranderd.’
Van 18 december 2023 t/m 14 maart 2024 exposeert Fred Geven in Gezondheidscentrum San Salvator in ’s-Hertogenbosch.