Het lichaam en het kunstwerk als vaten van ervaringen – met Eva Spierenburg naar ‘Material Memory’ in TENT Rotterdam
Lees jij altijd eerst de zaaltekst?’, vraagt Eva Spierenburg, als we de tentoonstellingsruimte van TENT in Rotterdam inlopen. Een simpele, toch ontregelende vraag – ik voel me betrapt. Want inderdaad: ik start met mijn rug richting de kunst, mijn ogen op de muur gericht.
Van introductietekst naar kunstwerk naar zaaltekst naar kunstwerk, enzovoort – dat is meestal de route. Vanzelfsprekend, toch?
Maar zo vanzelfsprekend is dat helemaal niet, overtuigt Spierenburg me: ‘Zeker bij een expositie als deze, over de herinneringen die materialen in zich kunnen dragen, vind ik dat de betekenis uit de werken zelf moet kunnen komen. Wat je zíet, dat moet overtuigen. Daar kan een wandtekst eigenlijk alleen maar tussen komen te zitten.’
Zelf maakt Spierenburg, onder meer, prachtige schilderijen, waarin ze de herinneringen die in haar lichaam liggen opgeslagen naar een doek vertaalt. Met haar bijzonder gevormde doeken, waarvan de contouren gebaseerd zijn op observaties in haar eigen lichaam, won ze dit jaar de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst. Die werken hebben ook geen uitgebreide toelichting nodig. Je vóélt dat ze doorleefd zijn.
We stoppen met het lezen van de introductietekst. Gauw door, naar het materiaal.
Midden in de ruimte hangt een witte plaat aan transparante draadjes, lijkt daar te zweven. Erop liggen rijstkorrels en staan piepkleine bronzen figuurtjes, die wel op werkbanken of misschien zelfs martelwerktuigen lijken – maar eigenlijk abstract zijn. Erin verwerkt zijn allerlei kleine metalen objecten: schroeven, oorbellen, bouten, het aluminium lipje van een drankblikje.
Ik heb een groot zwak voor kunstwerken die een miniatuurwereld oproepen, zeg ik. Het geeft zo’n lekker ‘modelspoorbaangevoel’, en nodigt uit om jezelf in die miniatuurwereld te projecteren, en je de mini-installatie levensgroot voor te stellen. Of, anders gezegd: een kunstwerk is altijd een model van de wereld, en deze miniatuurwerelden zijn dat meer expliciet.
We gaan toch terug naar de wand, om de zaaltekst bij Copperland and Ricelandvan Clementine Edwards te lezen. Opnieuw doet Eva iets dat prettig ontregelt. Ze begint met de materiaaldeclaratie onderaan – ‘die zegt eigenlijk veel meer’:
‘Messing, gezandstraald.
Gevonden, gekochte en gerecyclede koperplaat en koperstaaf, gefabriceerd, gegalvaniseerd, gemonteerd.
Rijst, gegoten, gemonteerd, gegalvaniseerd, gelijmd en verguld met goud-, zilver- en koperblad.
Messingstaaf, gefabriceerd en getapt.
Zilver en 925 zilver, gegoten en geverfd;
Fijn vloeibaar zilver, beschilderd.
Op straat in Rotterdam verkregen en gevonden materialen, waaronder schroeven, oorbellen, bouten veren en ringtrekkers.’
Het miniatuurlandschap komt door die declaratie verder tot leven. In contrast met de zorgvuldig bewerkte (edel)metalen is de vermelding van ‘verkregen en gevonden materialen’ extra aangrijpend.
Erboven staat dat het werk ook iets zou moeten zeggen over ‘het normatieve idee van het kerngezin’. Dat halen we allebei niet uit de installatie. Aandoenlijk is deze combinatie van glimmend brons en de broze – misschien verweesde – straatvondsten wel.
In de naastgelegen verduisterde ruimte is The Unburied Sounds of a Troubled Horizon te zien, van Tuan Andrew Nguyen. Die film volgt de eigenaar van een schroothoop die, als autodidact, elegante mobiles maakt van metalen bomresten die in Vietnam nog overal te vinden zijn.
Via een tijdschrift komt ze op het spoor van de Amerikaanse kunstenaar Alexander Calder, wiens sculpturen erg aan haar werken doen denken. De prachtig geproduceerde film duurt een uur, dat we beiden ademloos uitzitten. Aangrijpend is het moment dat één van de andere personages aan een groep kinderen uitlegt waarom je niet met bomresten moet spelen – hij is zelf een arm en een been verloren door de ontploffing van een achtergebleven bom.
‘In deze video komt het thema van de expositie eigenlijk het meest natuurlijk en urgent naar voren’, zal Spierenburg later zeggen, nadat we alles hebben gezien.
‘Zeker. Het ongemak dat je voelt bij zo’n prachtig, licht sculptuur, gemaakt van destructieve bommen – dat bewijst dat materialen índerdaad herinneringen in zich kunnen dragen. Anders zou je dat ongemak niet voelen.’
– ‘Ja, en het gaat natuurlijk ook over wat kunstenaars in essentie doen. Materiaal laden met een betekenis. Een persoonlijke betekenis, of een gedeelde betekenis.’
Een materiaal laden met betekenis, dat geldt zeker ook voor het lichaamsdagboek dat Spierenburg vanaf 2020 bijhield, na het overlijden van haar vader. Ze raakte artistiek geblokkeerd, en had allerlei pijnen in haar lichaam. In een tekendagboek hield ze die bij aan de hand van kleine, kriebelige tekeningen die weer de basis werden voor latere werken. ‘Ik onderzoek het lichaam als vat van ervaringen.’
Later maakte ze een interactieve installatie, waarbij bezoekers zelf lichaamstekeningen gingen maken. ‘Heel interessant: iedereen heeft een eigen vormentaal.’ Nu werkt ze aan een solotentoonstelling die deze zomer in Drawing Centre Diepenheim opent. ‘Een enorme ruimte: zes meter hoog, met een podium en een gedeelte met gebogen muren. Ik ga die ruimte verzachten, onder meer met een gordijn van het plafond tot de vloer.’ Het moet een soort zachte tempel worden, of een huiskamerachtige ruimte, waarin driedimensionale sculpturen van die lichaamsvormen centraal komen te staan. ‘Ik hou van die metamorfose, dat werken in elkaar doorontwikkelen.’
Ik moet denken aan een uitspraak uit het interview met Spierenburg in de Mister Motley-podcast Kunst is Lang uit 2016: ‘Ik ben erachter gekomen dat hoe dichter ik in mijn werk bij mezelf kom, hoe universeler het werk wordt.’ Zes jaar oud is die uitspraak al, maar ze had het ook vandaag kunnen zeggen. Ik herken wat ze bedoelt: als je iets maakt met een bepaalde persoonlijke intensiteit, dan wordt die vaak ook opgevangen. Meer dan als je iets doet dat afstand heeft tot jezelf.
Spierenburg: ‘Je legt toch je ziel in de werken die je maakt.’
Is het eigenlijk belangrijk dat toeschouwers, ongeacht of ze wel of niet de tekst lezen, de precieze betekenis meekrijgen van een werk dat jij maakt, vraag ik aan Spierenburg.
‘Nee, dat vind ik niet. In sommige werken over het overlijden van mijn vader zitten allerlei details die, als je die zou weten, het werk veel te particulier zouden maken. Het mag abstract blijven.’
Toch zijn er grenzen aan die associatievrijheid.
‘Laatst liet ik een ontwerp aan mijn man zien, en die zei: “Het zijn wel een beetje McDonalds-kleuren.” Dat was helemaal niet de bedoeling, toen heb ik dat ontwerp toch maar aangepast.’
Buiten de filmzaal in TENT staan we een tijd te kijken naar een glazen sculptuur die aan een dunne ketting vrij in de ruimte hangt. Het bolvormige ding is met een spotje prachtig uitgelicht. Spierenburg benoemt nauwkeurig één voor één alle kwaliteiten: het schitterende, reflecterende licht, de verdubbeling in de schaduw, het glas dat er tegelijk wél en niet is. Zeker als je er zo aandachtig naar kijkt, krijgt het iets enigmatisch.
Het werk is onderdeel van de installatie mezar مزار place to visit plaats om te bezoeken (2022) van Cihad Caner, waarvan het grootste deel verderop in de ruimte staat. In de gang staan twee grote aluminium stellingkasten – wat je je voorstelt bij het meest standaard type uit de bouwmarkt. Daarin zijn MDF-platen uitgestald waaruit vormen zijn gefreesd. Bloemen, vazen, iets dat lijkt op een zerk. ‘Dit is echt prachtig gemaakt’, zegt Spierenburg, ‘je vraagt je af hoe hij dat zo knap doet.’
De installatie gaat, volgens de zaaltekst, over het verband tussen de tulp als Nederlands symbool en de betekenis van de tulp in het Ottomaanse Rijk. Caner deed onderzoek naar de manieren waarop de tulp in taal, afbeeldingen en voorwerpen figureert in uiteenlopende landen en culturen. Hij kijkt onder meer naar vazen en naar grafzerken.
De materialen die hij voor zijn kunst gebruikt hebben zowel een ‘fysieke en efemere connotatie’ vermeldt de tekst: ‘terwijl de gefreesde MDF-panelen gedenkplaatsen vertegenwoordigen voor de doden en voor vergeten geschiedenissen, verwijzen Caners glazen tulpen met hun schaduwen naar herinneringen die met de bloem verweven zijn maar die in het Nederlandse culturele geheugen nog geen plek hebben.’
Het concrete thema, de culturele betekenis van de tulp, kregen we zonder tekst dus niet mee – maar iets van de betekenis, dankzij Spierenburgs poëtische beschrijving van het glas, als iets dat er tegelijk wél is en niét is, dus wel.
De betekenis kwam, inderdaad, uit het materiaal.
De tentoonstelling Material Memory is nog tot en met 19 februari 2023 te zien in TENT Rotterdam.