10 dagen die nooit hebben bestaan
Vandaag is de dag die maar eens in de vier jaar op de kalender staat. Een aanleiding om terug te blikken op de ontwikkeling van de Westerse kalendertelling, de innerlijke tijd van de natuur en de veranderlijke gedaante van tijd in de kunst.
Welke dag het nu precies is weten we nog helemaal niet zo lang. Een lange tijd hebben we maar wat gedaan als het op de kalendertelling aankwam. Onze eerste kalender telde slechts tien maanden (304 dagen) en liep van maart tot december. Vermoedelijk was het de mythische koning Romulus die daartoe besloot uit eerbied voor het getal tien en daarmee basta. Aangezien de natuur toch echt een kalender van ongeveer 365 dagen aanhoudt en zomermaanden dus steeds verder de winter in schoven, kwam men er vrij snel achter dat de kalender van Romulus niet functioneerde. Dat er nogal wat aan de oorspronkelijke kalender is gesleuteld, is nog steeds terug te zien in de namen van bepaalde maanden. Oktober, van het Latijnse octo, was oorspronkelijk niet de tiende, maar de achtste maand. November, novem, de negende. December, decem, nummer tien.
Een lange tijd hebben we maar wat gedaan als het op de kalendertelling aankwam.
Dankzij Julius Caesar (naamgever van de maand juli) vieren we vandaag schrikkeldag. Hij hervormde de Romeinse kalender en voerde eens per vier jaar een schrikkeldag in. Caesar had de schrikkeldag op 30 februari gepland, maar omdat zijn opvolger keizer Augustus de achtste maand naar zichzelf vernoemde en geen genoegen nam met ‘maar’ 30 dagen, maakte hij de maand februari een dag korter en gaf die vervolgens aan zichzelf. Ik heb een flauw vermoeden dat als Trump in die tijd keizer was geweest, hij er nog een paar dagen extra aan vast had geplakt.
Honderden jaren na Caesar kwam men erachter dat zijn berekening niet helemaal klopte, waardoor de kalender uit de pas liep. De telling van de schrikkeldagen werd aangepast en om de fout te corrigeren, moest de tijd een paar dagen vooruit gezet worden. Zo gebeurde het dat men op 4 oktober 1582 naar bed ging om op 15 oktober wakker te worden. Dichter bij een tijdreis zijn we sindsdien niet meer geweest.
De natuur maakt het niet uit of een week vijf of tien dagen heeft; of we winter- of zomertijd invoeren en of het om 09:15 koffietijd is. Maar de natuur heeft wel degelijk besef van tijd. Een korte Google search vertelt me dat narcissen ‘échte voorjaarstoppers’ zijn die van maart tot en met juni bloeien. Blijkbaar dacht de bloem begin februari dat het zich verslapen had, om er een maand later achter te komen dat het eigenlijk midden in de nacht was.
De natuur maakt het niet uit of een week vijf of tien dagen heeft; of we winter- of zomertijd invoeren en of het om 09:15 koffietijd is.
Bloemen en vruchten worden al eeuwenlang geschilderd om tijd een gestalte te geven. Specifieker: om de invloed van tijd op het menselijk lichaam te verbeelden. De verse, bloeiende bloem in het vanitas stilleven symboliseert de jonge vrouw die knipperend met haar lange wimpers jongensnekken doet verdraaien. De verwelkte bloem dient als personificatie van de vergane glorie van het oude lichaam, dat verleid en verloren heeft en zich voorbereid op haar rol als voeding voor de grond om een volgende generatie jonge blommen groot te brengen.
In het Nederland van de Gouden Eeuw werd voornamelijk de tulp geschilderd, die vanwege haar schaarste en schoonheid tot statussymbool werd verheven en daardoor zo goed als onbetaalbaar werd. Er was een periode waarin de geschilderde tulp goedkoper was dan de fysieke tulp. Daarnaast bloeide de tulp op het doek het hele jaar door, wat zorgde voor een toename in vraag naar tulpstillevens. Hoe groter het geschilderde boeket, hoe meer rijkdom. Maar ook: hoe duurder het was voor de schilder om te maken, aangezien hij eerst de tulpen moest kopen om ze in het atelier na te kunnen schilderen.
Een oplossing vond de kunstschilder in het naschilderen van tulpen uit catalogi van tulpenkwekers. Vanwege de korte bloeiperiode had de tulpenkweker belang bij het laten naschilderen van zijn tulpen, om zo het hele jaar door zijn assortiment te kunnen laten zien. In de vorm van gedetailleerde prenten kon de kweker een catalogus samenstellen. Voor kunstschilders betekende dit een manier om het hele jaar door tulpen na te kunnen schilderen; geen vermogen aan bloemen uit te hoeven geven en het gaf hem de gelegenheid om tulpen uit verschillende bloeiperiodes met elkaar te kunnen combineren. Dat laatste zorgde onbedoeld voor poëtische tijdsportretten van bloemen die nooit met elkaar in een boeket hebben kunnen staan.
[…]poëtische tijdsportretten van bloemen die nooit met elkaar in een boeket hebben kunnen staan.
Vermoedelijk was deze nieuwe werkwijze van de vanitasschilder uit de Gouden Eeuw het uitgangspunt voor de hedendaagse Bouquet serie van Scheltens/Abbenes. Zij knipten bloemen uit verschillende tijdschriften uit en voegden deze samen tot een papieren boeket, dat ze vervolgens in de studio fotografeerden. Ze vergrootten hierin de werkwijze uit van de zeventiende eeuwse schilder, door te spelen met vertekening die optreedt bij het – in dit geval fotograferen van een plat object, zoals een geprinte foto. Ze knipogen naar het op prenten gebaseerde vanitas door bloemen met elkaar te combineren die wat schaal betreft niet bij elkaar passen of sterker nog: ze draaien vrolijk bloeiende tulpenkoppen om alsof ze in verval zijn.
Het vanitas blijkt nog altijd een populair thema in de kunsten, zij het steeds vaker in een andere vorm. De groeiende populariteit van performance- en installatiekunst zorgt voor een toename van kunstwerken waarin kunst niet beperkt wordt tot de statische drie-eenheid kunstenaar – kunstwerk – publiek, maar waar deze drie elkaars eigenschappen over lijken te nemen en waar de ervaring van het kunstwerk een belangrijke rol inneemt.
Steeds vaker geeft de maker zijn controle uit handen aan het kunstwerk zelf, zoals in het werk Fresh Fruit for Rotten Vegetables van Maria Bigaj, waar een stalen constructie op stukken fruit en groenten rust en de compositie van het werk door de rotting van het fruit er na een week dus anders uit zal zien dan op het moment dat de kunstenaar haar laatste hand aan het werk heeft gelegd. Laat staan de geur die met het werk gepaard gaat en zorgt voor een extra zintuiglijke laag. Door met organisch materiaal te werken, verwordt de installatie zelf tot een vanitas, in plaats van het verval slechts af te beelden.
In het klassieke vanitas stilleven zien we elementen van vergankelijkheid, maar het totaalbeeld is nog altijd ‘mooi’, zoals het huilen van een Hollywood-actrice in een jaren ’50 film: nooit hysterisch, lelijk huilend met een rooie kop en mascara op de kin, maar snikkend en misschien wel nog knapper dan eerder. Het werk van Bigaj komt vanzelfsprekend veel dichter bij de werkelijkheid, maar verliest desondanks niet haar schoonheid. Het overrijpe, al dan niet rottende fruit en bijbehorende geuren laten de schoonheid zien van de tijd die zichtbaar aan de toeschouwer voorbij trekt.
Het verrotte werk van kunstenaar Eden Latham gaat nog een stapje verder en laat juist de vieze rotting zegevieren. Rotting is hier echt rot: de toeschouwer wordt met de neus op groeiende schimmels en verzurende margarine in hoogzomers zonlicht gedrukt. Een oud matras op straat of resten plakkerige Fernandes, waar we normaal gesproken onze neus voor ophalen, ziet Eden als materiaal voor het maken van een nieuw werk. Haar recept bestaat uit een combinatie van door mensen gebruikte voorwerpen of producten in een vorm te gieten (soms letterlijk door ze in wax te gieten, soms door het bijvoorbeeld in te lijsten) en tijd. Eden is hier in feite de opdrachtgever van het werk dat zichzelf maakt. De bacteriën van haar gevonden voorwerpen gaan naarmate de tijd vordert een reactie met elkaar aan, om vervolgens een eigen leven te gaan leiden.
De toeschouwer wordt met de neus op groeiende schimmels en verzurende margarine in hoogzomers zonlicht gedrukt.
Het werk van Eden staat iets verder van het klassieke vanitas dan het werk van Maria. Eden gebruikt producten en gevonden voorwerpen uit het bestaan van de alledaagse mens. Voor iedereen herkenbare producten als shampoo of margarine gaan een reactie aan met goedkope materialen als latex of delen van een oud matras. Meer nog dan de vergankelijkheid van de mens, laat haar werk zien hoe de sporen die een mens achterlaat verder kunnen leven zonder ‘hun schepper’.
De schimmels op het matras in Heartaches By The Number zijn het zichtbare resultaat van het mensenleven dat het matras gedragen heeft tot het niet meer kon. Het matras was getuige van slapeloze nachten; eerste menstruaties; pizza’s eten in bed op brakke zondagen; van liefdes die komen en gaan en de tranen die ze teweeg brachten. Al die gebeurtenissen heeft het in zich opgenomen, tot het op een dag niet meer nodig was en het naast een vuilcontainer werd gezet. Latham heeft het matras ingelijst. Al die vlekken, al dat in textiel getrokken vocht en al die schimmels: zo vriendelijk verpakt en veilig achter glas wordt de schoonheid van het vieze, gore vanitas blootgelegd.