Outcast in Essen
Ze noemen je naief. Op je veertigste besloot je een kwast te pakken en te doen wat jij het liefste deed. Je bespeelde je viool om wat knaken binnen te halen om vervolgens wat nieuwe verf te kunnen kopen. Mensen wezen naar je, lachten je uit, maar jij bleef schilderen. Het geld wat je verdiende was niet genoeg om een academische studie te volgen. Nu schijnt er in een gigantisch groot museum prachtig daglicht vanuit de dakramen op jouw grote doeken op een donker groene muur. Wie lacht er nu het hardst?
– Bovenstaande tekst is een vrije vertaling uit de brieven van Silvia Martes aan Henri Rousseau, lees deze hier –
Twee grote groene muren, te midden van een gigantische zaal. Nogal contrasterend in de witte, smetloze ruimte. Ze zijn de drager van schilderijen die men 100 jaar geleden niet waarderen kon; kunst die je nooit in een museum vinden zou. Het zijn kunstwerken waar een waanzinnige hoeveelheid wilskracht in te bemerken is: de pure ziel van een schilder. Vandaag de dag zijn deze kunstwerken de troef van prominente musea, de publiekstrekker van de grootste exposities. Het zijn de schilderijen van Henri Rousseau.
Rondom de doeken van Rousseau -gevuld met planten en dieren uit jungles die de schilder nooit met eigen ogen heeft gezien- krijgen 12 autodidacten hun eigen wereld. Kamers bestaande uit 4 spierwitte muren, binnen de al spierwitte muren van het museum; als een omlijsting van hun kunstwerken waar de bezoeker heel even binnen mag spieken. Het zijn eilanden die losstaan van wat er in de geschiedenis is gebeurd, afgesloten oases binnen een groot, modern museum; rondom die grote groene muur.
De outsiderkunst die het Folkwang Museum te Essen in een grote overzichtstentoonstelling toont is alles behalve technisch juist te noemen. Knullige perspectieven, onbewust contrasterend kleurgebruik en krakkemikkig materiaal zijn kenmerkend voor de schilderijen. Maar hoe knulliger, hoe meer de liefde voor het vak zichtbaar is. Dit zijn kunstenaars die iedere dag bezig zijn geweest met hun passie, in een klein zolderkamertje in het centrum van de grote stad tot in appartementjes op de derde verdieping van een flat van een achterstandswijk. De werken van een individu bekijkend binnen zijn muren voelt bijna alsof je de ‘kunstenaar’ binnen zijn leefwereld betrapt.
Met een enkele klik schiet ik ze vast in mijn frame. Dames van de wereld, in bikini’s en jurken met een split waarin hun lange benen mooi uitkomen wanneer ze bungelen langs de kant van het water. Het zijn de vrouwen uit mijn geboortedorp Kyjov, in het Tsjechië dat ik zo lief heb. Ik wil niet dat ze me ziet, haar blik mag de mijne niet kruisen. Het liefst ontmoet ik haar bij het zwembad, badend. Soms spot ik haar op straat, door de lens van een van mijn zelfgemaakte camera’s, verstopt in doosjes aan elkaar gebonden met een stuk fietsband. Ik heb mijn lenzen verlengd met kartonnen rolletjes; het overblijfsel van een rol wc papier. Wanneer ik haar ontwikkeld heb,geef ik haar mijn persoonlijk kader, bewerk de lijsten met krassen en verf zodat ieder individu haar eigen entourage heeft. Entourages die perfect zijn door hun imperfectie, dat is mijn streven. Ik behandel haar met mijn vingers, zodat de negatieven gekenmerkt worden met afdrukken. Ik gooi haar op de grond zodat de ratten van haar kunnen proeven, Alleen de prachtigste vrouwen zijn het ontwikkelen waard, alleen de slechtste foto’s kunnen een succes worden.
Was getekend, Miroslav Tichy
Het is 8 uur ’s ochtends, ik open de voordeur van kunsthandelaar Wilhelm Uhde en begin aan mijn dagelijks ritueel. Ik pak mijn plumeau en ik stof, ik stof alle hoeken en naadjes, de vazen en zelfs het plafond. Het sanitair laat ik glanzen zodat ik mijn eigen spiegelbeeld er in terug kan zien. Ik sop de ramen en ik was de lakens. Oude bloemen gooi ik weg, ik vervang ze voor een nieuwe bos veldbloemen die ik onderweg geplukt heb, zodat de zoete geur van de bloemen zich door de net gepoetste kamers verspreidt. Als ik na een lange dag thuis kom in mijn kleine appartement in Senlis word ik direct verblijd door de sterke geur van olieverf die mij zo vertrouwd is wanneer ik mijn deur open. De geur van veldbloemen valt hierbij in het niet. In een oase van rust heb ik de tijd om te schilderen wat ik zie, wat ik mooi vind aan de geplukte bloemen die de vazen van mijn werkgevers vullen. Het zijn niet de meubels maar de doeken die mijn kamer vol doen lijken. Doeken die ik vul met kleuren en patronen, waar geen enkele vorm tweemaal terug te zien zal zijn en mijn fantasie op de loop kan gaan. Op een vlooienmarkt kwam hij ze tegen, een van mijn schilderijen en sindsdien vertelt hij mij dat ik rijk ga worden als ik maar blijf schilderen. Ik hoef hem alleen maar te vertrouwen.
Was getekend, Seraphine Louis.
Ik laat je al mijn herinneringen zien. Geef me een stuk karton, een potlood en wat verf en ik toon je de wereld uit de ogen van een plantageslaaf. Het is 1853 wanneer ik voor het eerst als krijsende baby de lucht inadem van een plantage in Alabama, en direct de titel slaaf toebedeeld krijg. Als kind zwoeg ik dagen lang op het land, nu adem ik het opstuivende zand in en ruik het zweet van puffende werkpaarden. Het harde werken wordt matig beloond. Ze behandelen ons alsof we ratten zijn, zelden is het goed. Om mezelf in leven te houden teken ik alles van me af. Nooit zal ik afscheid nemen van mijn geliefde karton. De mensen, dieren, de gebouwen die ik zie, ik leg het allemaal vast in vlakken van donkere verf. Als een levend dagboek zodat ik mijn geheugen niet verlies, bang dat het me in de steek zal laten. Ervaringen en waarnemingen van het leven op de plantages in Alabama. Laat mij je mijn verhaal vertellen, niemand die het ziet.
Was getekend, Bill Traylor
Ik kan niet ontkennen dat de donkergroene muren de schilderijen van Henri Rousseau doen leven. Alsof de apen zowaar aan het doek zouden kunnen ontsnappen en de leeuw ieder moment zijn prooi kan verscheuren en bloeddruppels de glanzende tegels van de vloer zullen bevuilen. Daglicht vanuit een serie rechthoekige plafondramen tekent een gerasterd schaduwspel op de grond. Toch had ik ook de schilderijen van Henri Rousseau eenzelfde eerbied gegund als die de andere 12 autodidacten geboden is; 4 witte muren binnen 4 witte muren, of verstopt achter een muur ergens in een donkere hoek. Want in de luwte is de kunst ontstaan en in die omstandigheden komt de lading van het werk het best naar boven.
Bezoek tot 10 januari 2016 de tentoonstelling ’Der schatten der Avantgarde Rousseau und die vergessenen Meister’ in Museum Folkwang te Essen, waar 13 outsider kunstenaars een podium krijgen in een hedendaags museum.
NB: Alle opgetekende fragmenten zijn een mengelmoes aan fictieve gedachten en gevonden feiten – de auteur schreef er brieven van –