‘Je moet de kunstenaar vertrouwen’ – Op bezoek bij de Apotheek
Mister Motley spreekt met initiatiefnemers van alternatieve tentoonstellingsruimtes door heel Nederland. Dit is deel 1: een bezoek aan Thijs Rhijnsburger van Kunstplatform de Apotheek.
Mister Motley spreekt komend najaar met initiatiefnemers van alternatieve tentoonstellingsruimtes door heel Nederland. Vaak wonen zij in hetzelfde pand, leveren veel vrije tijd in en verdienen niet of nauwelijks aan een dergelijke plek. Waarom vinden ze het dan toch belangrijk om een kunstinitiatief draaiende te houden? Wat maakt dat zij de hedendaagse kunstenaar zoveel van hun eigen tijd, ruimte en energie geven en wat dragen deze plekken bij aan het Nederlandse kunstklimaat? Vandaag deel 1: een bezoek aan Thijs Rhijnsburger van Kunstplatform de Apotheek.
Thijs Rhijnsburger is een autodidact en schildert sinds 15 jaar. Hij is gepensioneerd in het spuiten van graffiti zoals hij het zelf noemt. Het maken van tentoonstellingen, het in gesprek gaan met kunstenaars en het creëren van schilderijen vormen zijn opleiding. Hij richtte in 2007 samen met collega Frank Ammerlaan Kunstinitiatief de Service Garage op en begon begin 2018 aan een nieuwe uitdaging in Amsterdam-Noord: Kunstplatform de Apotheek.
Rhijnsburger woont boven de apotheek waar vroeger de assistente woonde, maar wij nemen beneden plaats op de vensterbank in de voormalige apotheek. De lamellen wapperen, ik hoor de autobanden over nat wegdek glijden en druk op ‘record’.
Puck Kroon: Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wat is de Apotheek voor plek – wat houdt een kunstplatform in?
Thijs Rhijnsburger: ‘Een scherpere benaming voor de Apotheek is een kunstinitiatief, ofwel een ‘artist run space’. Dat wil zeggen dat hier de kunstenaar centraal staat en de voorwaarden creëert. Dit is een antikraakpand waardoor de Apotheek elk moment op kan houden met bestaan. Die tijdelijkheid vormt een basis voor deze plek en tentoonstellingen worden hier benaderd als een reizend gegeven. Het is niet de eerste keer dat ik zoiets opzet. In 2006 kraakten een paar bevriende kunstenaars en ik een ruimte (Horse Move Project Space 2006-2008, red.), daarna kregen we een grote, oude garage – de Service Garage – en daar bouwden we twaalf ateliers voor een kerngroep van kunstenaars. De binnenruimte was een tentoonstellingsplek van 400m2. De Apotheek is een stuk kleiner, 70m2. Wanneer een bezoeker binnenkomt ziet hij of zij niet direct de hele ruimte, maar er is toch een mooie doorkijk.’
PK: De lamellen en het plafond verklappen dat het een andere functie had voordat jij hier in kwam, wat zijn de voordelen van een antikraakpand?
TR: ‘In een antikraakpand kan veel. Zoals je aan het aangetaste plafond kunt zien, was het pand helemaal gestript toen ik er begin vorig jaar in kwam. Oorspronkelijk gebruikte ik de benedenruimte als atelier. Ik had net de muren geverfd om het op te knappen toen er na anderhalve maand al bezichtigingen kwamen met mogelijk geïnteresseerden voor het pand. Dat schoot niet op. Ik had toen al het idee om de benedenruimte tot tentoonstellingsruimte om te toveren maar dat hield ook in dat ik moest beginnen met het plannen van openingen en het benaderen van kunstenaars. Op het moment dat ik wist dat ik tot na de zomer in het pand kon blijven, besloot ik met collega Arik Visser vanaf juni elke twee weken een tentoonstelling te maken. We stonden er nog niet bij stil dat de Apotheek eventueel langer zou kunnen bestaan. Nog steeds is het onduidelijk hoe lang ik hier kan blijven, maar ondertussen zijn er al 16 tentoonstellingen – de 17e is in de maak – en een documentaire-avond geweest.’
PK: Blijkbaar is er iets dat kunstenaars aantrekt om hier te willen werken en exposeren. Waar komt dat door?
TR: ‘De insteek komt voort vanuit een langer initiatief, namelijk de Service Garage dat ik al eerder noemde. Vanuit het tal aan tentoonstellingen met jonge én gevestigde kunstenaars die daar ontstaan zijn hebben we een voedingsbodem gelegd in de kunstwereld. We waren al een aantal maanden op zoek naar een nieuwe locatie voor het openen van een derde Service Garage, maar financieel gezien was dat in Amsterdam niet meer te doen. Dit pand zorgde ervoor dat ik opnieuw de kracht van alternatieve tentoonstellingsruimtes ten opzichte van galeries en musea wilde uitdragen. Hier kan gespeeld worden, hier ligt openheid voor onderzoek. Een karaktereigenschap van de Apotheek is dat de combinatie van kunstenaars leidt tot nieuw werk dat door gesprek en samenwerken ontstaat. De ene keer komt iemand met een voorstel voor een tentoonstellingsconcept, de andere keer zoeken we makers waarbij we denken dat zij met elkaar een soort artist-in-residence aan kunnen gaan door vanuit een beginpunt of idee tot werk te komen. Wanneer de kunstenaars bij elkaar komen zetten ze de gehele ruimte naar hun hand door de muren te beschilderen en dingen te bouwen. Individuele onderzoeksvragen komen hier samen tot een Gesammtkunstwerk.’
Een karaktereigenschap van de Apotheek is dat de combinatie van kunstenaars leidt tot nieuw werk dat door gesprek en samenwerken ontstaat.
PK: Wat moet ik me voorstellen bij een dergelijk Gesammtkunstwerk? Hoe komt zoiets tot stand?
TR: ’De ruimte heeft de mogelijkheid een golfbeweging te veroorzaken. Kunstenaars spelen met het idee dat dit een tijdelijke kunstruimte is. Zo kan het interieur van de Apotheek of het materiaal dat hier voor handen is altijd leiden tot de tentoonstelling of het werk dat daarop volgt. Een voorbeeld van zo’n golfbeweging binnen een tentoonstelling is emoH (5 t/m 20 juli 2019, red.) met Marcel van de Berg, Sjoerd Tim, Tim Breukers en mijzelf. Sjoerd Tim opperde om de vloer van de Apotheek eruit te halen en te kijken of er in de kruipruimte zand of klei te vinden was om sculpturen van te maken. Het enige dat we vonden toen we de vloer eruit hadden gehaald was een dunne laag zand met een betonnen ondervloer. Sjoerd Tim en Tim Breukers zijn daarmee aan de slag gegaan: er werden keramische werken geplaatst en de vloerplanken fungeerden als barhut waar we schilderijen op en omheen hebben gecomponeerd. Wat begon bij het idee om de grond als materiaal te gebruiken, resulteerde in iets wat we zonder dat idee nooit hadden bedacht.’
PK: Hoe zie je jouw rol binnen de Apotheek? In hoeverre bemoei jij je met wat er hier gebeurt? Wat voeg je toe?
TR: ‘Ik ben vooral aanwezig in de aanloop naar een tentoonstelling toe. Daarin maak ik keuzes binnen het concept of ga ik op zoek naar combinaties van kunstenaars die een contrast vormen of juist bij elkaar passen zodat de dialoog wordt uitgelokt. Wanneer de kunstenaars zijn begonnen de ruimte naar hun hand te zetten loop ik iedere dag binnen en werp ik een frisse blik op de plaatsing van werk. Ondanks dat krijgen de kunstenaars de totale vrijheid, ik heb vol vertrouwen in de makers.’
PK: Wat denk je dat de waarde is van de Apotheek in deze tijd in de kunstwereld?
TR: ‘De Apotheek is vooral een plek geworden waar kunst op een nieuwe manier tentoongesteld kan worden. Vanuit de politiek is er een trend ontstaan – wat ik begrijp maar ook weer niet – dat kunstenaars zich als culturele ondernemer moeten presenteren: het kunstenaarschap als bedrijf. Dat is best wel heftig voor vooral jonge kunstenaars, want hun praktijk begint zich pas een paar jaar na hun afstuderen verder te ontwikkelen en in de tussentijd hebben ze ruimte nodig om te kunnen experimenteren. De Apotheek zie ik als een antwoord op de eisen die vanuit de politiek aan de kunstenaar worden gesteld. Het is goed om doelgericht te leren werken en van daaruit kwaliteiten te ontwikkelen, maar ik wil tegengas bieden aan het vercommercialiseren van de kunsten. Er is hier veel mogelijk, juist omdat we niet bezig zijn met geld verdienen.’
De Apotheek zie ik als een antwoord op de eisen die vanuit de politiek aan de kunstenaar worden gesteld.
PK: Nu het woord ondernemerschap is gevallen, hoe werkt de Apotheek financieel gezien?
TR: ‘Dat is iets waar ik het niet al te lang over wil hebben omdat ik het niet zo interessant vind. Het vervelende aan de tijdelijkheid van een antikraak ruimte is dat je geen structurele subsidie kunt aanvragen. Een jaarprogramma kan niet worden gepland en dat is waar fondsen op willen kunnen anticiperen om een financiële ondersteuning te geven. Dat past helemaal niet bij de energie die zo typerend is voor een kunstinitiatief. Een eventuele bijdrage kan komen vanuit projectmatige subsidies. Eigenlijk komt het erop neer dat een kunstinitiatief valt of staat met de inzet, energie en vrije tijd van de organisatoren (wat soms ten koste gaat van hun eigen kunstenaarspraktijk). Tegelijkertijd is dat ook de charme ervan. Amsterdam heeft een lange geschiedenis van kunstruimtes waar tijdelijke energie vanuit gaat: W139, Aorta en daaropvolgende kunstinitiatieven. Wat ik graag zou zien is dat er vanuit de overheid vertrouwen is in de kunstenaars die vol energie tentoonstellingen teweeg brengen. Schrijver Rutger Bregman heeft een nieuw boek geschreven over het hebben van vertrouwen in de medemens: De meeste mensen deugen. Hij filosofeert over het idee dat in principe alle mensen vanuit een bepaalde goedheid handelen, verantwoordelijkheid dragen en dus niet constant gecontroleerd hoeven te worden door de overheid. Hij pleit voor een nieuw, positief mensbeeld. Bij het horen van deze ideeën moest ik direct denken aan het verhaal van de autonome kunstenaar: waar ligt diens verantwoordelijkheid? De kunstenaar wil in een proces op een autonome manier kunst maken en de rol op zich nemen een vernieuwde blik te werpen op de realiteit. Daarin moet je hen vertrouwen en hen de ruimte geven omdat zij unieke dingen maken door andere wegen te bewandelen. Al die vooropgestelde plannen en regels vanuit de politiek staan haaks op die kwaliteiten. Kunstenaars doen juist niet wat de beleidsmaker of politicus wil (horen), dat is veel te specifiek. Kunstenaars trekken het blikveld open en benaderen vraagstukken met een totaal vrije en eigen optiek.’
PK: Wat brengt de Apotheek jou – als mens, als kunstenaar, als initiatiefnemer, als buurtbewoner, als ondernemer?
TR: ‘Wat heel interessant is om van zo dichtbij mee te maken zijn de gesprekken die de kunstenaars voeren om tot experiment te komen. Ik kan veel leren van het feit dat een tentoonstelling een totaalkunstwerk wordt. Het mooie van kunst is dat niemand voor jou bepaalt wat het is of wat het moet worden. Als kunstenaar of als kunstinitiatief moet je vanuit je eigen kracht denken en moet je niet doen wat de galeriehouder, de politicus of de beleidsmaker verwacht. Vanuit die handeling en houding wordt het toch wel opgemerkt.’
Als kunstenaar of als kunstinitiatief moet je vanuit je eigen kracht denken en moet je niet doen wat de galeriehouder, de politicus of de beleidsmaker verwacht. Vanuit die handeling en houding wordt het toch wel opgemerkt.
PK: Welk advies geef je de nieuwe directeur van het Stedelijk?
TR: ‘Benno Tempel (directeur Gemeentemuseum Den Haag, red.) is hier al twee keer geweest, omdat ik het gevoel heb dat hij zich door alle lagen van de kunstwereld wil begeven. Kunstenaars die in de Apotheek tentoonstellen zijn over vijf of tien jaar de gerenommeerde kunstenaar en daarom is het goed om als museumdirecteur in alle lagen van de kunstwereld te kijken. Dat advies zou ik ook willen geven aan de nieuwe directeur van het Stedelijk. Rondom musea gaat al jaren de discussie over wat de rol van het museum is: is er ruimte voor experiment van de kunstenaar of vervult een museum een kunsthistorische rol? Willem Sandberg (1897-1984) (directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam tussen 1945-1963, red.) heeft het Stedelijk vanuit een heel oubollig museum naar een museuminitiatief willen omschakelen. Mede door die ontwikkeling is het een instituut geworden en vanuit het institutionele is het lastig terug te keren naar een kunstenaarschap-basis. Ik denk dat de nieuwe directeur daarmee kan spelen en moet schakelen tussen kunstinitiatief – de voelsprieten van de kunstenaar – en de instelling. Welke vragen heb je verder nog?’
PK: ‘Dit was het.’
TR: ‘Ja, dit was een punt hè?’
Aanstaande zaterdag 21 september opent om 19:00u in de Apotheek de nieuwe tentoonstelling Lust for life met Ide André, Stéphanie Baechler, Roos van Dijk, Dagobert Macib en Lisa Smithson. Lust for life is te bezoeken van 26 september tot en met 5 oktober op donderdag, vrijdag en zaterdag tussen 14:00-18:00u. De Apotheek, Hortensiastraat 20, 1032CJ Amsterdam. Zie www.deapotheek.org en @kunstplatformdeapotheek op Instagram voor meer informatie en meer tentoonstellingen.