Het wezen van de kunst
De kunst is vrouwelijk, het kunstwerk is onzijdig en de kunstenaar was tot voor kort meestal een man. De tijden zijn veranderd; de kunst, het kunstwerk en de kunstenaar ook. Niets is meer wat het ooit was en alles zal nooit meer hetzelfde zijn. Het aanzien en het wezen van de kunst is door talloze vrouwen die haar nu beoefenen, ontstegen aan een te eenzijdige kwalificatie van haar aard. Waar mannen in de kunst vooral als eenlingen hebben geopereerd, zie je door de status die vrouwen als kunstenaar hebben verworven dat er een meer gemeenschappelijke noemer is aangesproken. Zij blijken in staat om kunstzinnige verbeelding in welke discipline dan ook in te zetten als een middel om rekenschap af te leggen van een gedeeld humanistisch idealisme. Doordat vrouwen meer en meer in de kunst en de maatschappij in collectieve zin hun positie ten opzichte van de intimiderende autoriteit van mannen bevechten – wat het is een nog altijd een treffen tussen de seksen – ontstaat er een veel gelaagder beeld van de artistieke, sociale, politieke, economische, filosofische en culturele betekenis van de vrije kunst in het bestaan.
In de tijd dat het kunstenaarschap van vrouwen een opmerkelijke en in menig opzicht heldhaftige stellingname was, had de zelfstandige, onafhankelijk kunstenaar het aanzien van ‘a forbidding personality’, van iemand die met alles wat hij maakte in maatschappelijke zin weliswaar in twijfel werd getrokken, maar die in zijn kunstenaarschap een duidelijke en onaantastbare positie van ongenaakbaar genie genoot. Iedere vrouwelijke kunstenaar die zich daarmee verhield, was daar in feite een bevestiging van. Haar genie werd dan vooral gezien als dat van een gemankeerde persoonlijkheid die haar werkelijke plaats in het leven niet kon vinden. Dat gold in feite voor iedere vrouw die een maatschappelijke positie nastreefde anders dan die van moeder en echtgenote. Dat moest wel een hysterica zijn. Vandaag de dag is de kunstenaar als strenge, in zijn vakgebied geen tegenspraak duldende autoriteit die je niet in de ogen durft te zien een ietwat meelijwekkende figuur geworden, een anachronistische verschijning die niet meer serieus kan worden genomen.
Nu er meer vrouwen dan ooit als professioneel kunstenaar actief zijn, blijkt ten aanzien van de mannelijke kunstenaar de wet van de remmende voorsprong en worden ‘de ongenaakbaren’ aan alle kanten voorbijgestreefd. De vrouw heeft als kunstenaar een creatieve bagage met betrekking tot de haar traditioneel toegedachte taken als verzorging, ondersteuning, huishoudelijkheid en opvoeding die door de man als overbodige ballast werden beschouwd bij de uitvoering van zijn werk, het geven van leiding, het verwerven van kapitaal en goederen. Het is vanzelfsprekend een verregaande simplificatie van de verhouding tussen mannen en vrouwen in de kunst, maar het is wel opvallend dat het nu juist mannen zijn die van oudsher aan vrouwen toegedachte handwerkvaardigheden inzetten om zich in de kunst een uitzonderlijke positie te verwerven. Er wordt wat af geborduurd door mannen in de kunst vandaag de dag, wat eerlijk gezegd – uitzonderingen daargelaten – tot een nogal moeizame en geforceerde beeldtaal neigt, waar vrouwen in staat blijken een vanzelfsprekende monumentaliteit te verlenen aan cultureel bepaalde vaardigheden die zij kritisch bevragen en onderzoeken.
Als deze bevindingen worden betrokken op de stand van zaken in de Nederlandse kunstpraktijk, dan kan een kwalitatief onderscheid tussen mannen en vrouwen die als kunstenaar werkzaam zijn niet worden gemaakt en valt dat – als het toch wordt gedaan – eerder in het voordeel van de vrouwen dan van de mannen uit. Het is een gevolg van de gewijzigde kwantitatieve verhoudingen die zowel in de kunstenaarspraktijk als in de instituties voor kunstbeschouwing en –presentatie zichtbaar en voelbaar zijn. Zowel in de beroepspraktijk van de kunstenaar als op academisch niveau is de aanwezigheid van vrouwen groter dan ooit en de resultaten daarvan zijn onontkoombaar. Het zal niet lang meer duren voordat het aandeel van de vrouwen dat van de mannen in de kunst overvleugelt.
De Nederlandse kunstenaars die zijn opgenomen in ‘Faktor X – Das Chromosom der Kunst’ getuigen ieder op eigen wijze van die veranderde omstandigheden. Ze verhouden zich er bewust toe vanuit uiteenlopende stellingnames bezien vanuit de intenties van hun werk.
Maurice van Es is een kunstenaar die zijn dagelijkse gebruik van de smartphone inzet om zijn verhouding tot zijn directe, persoonlijke omgeving te verbeelden in een onmiskenbare kunstzinnige visie op begrippen als wederzijdse afhankelijkheid, toewijding, naastenliefde, zorg, ontroering, kwetsbaarheid, vriendschap, familiezin, onbehagen en plezier. Om zijn werkwijze te verklaren verwijst hij naar het gedicht ‘The Keeper of Sheep II’ van Fernando Pessoa, waarin de volgende strofe voorkomt (de vertaling is van Richard Zenith):
I believe in the world as in a daisy,
Because I see it. But I don’t think about it,
Because to think is to not understand.
The world wasn’t made for us to think about it
(To think is to have eyes that aren’t well)
But to look at it and to be in agreement.
Inderdaad, Maurice van Es zoekt in overeenstemming te zijn met wat het leven hem te bieden heeft en dat liefdevol te verbeelden, met compassie en empathie.
Rosemin Hendriks is als dochter van een moeder en vader die beiden ook kunstenaar zijn, van begin af aan voor haar kunstenaarschap op zichzelf teruggeworpen en aangewezen. Ze kan in feite niet anders dan naar zichzelf kijken. Ze probeerde eerst te schilderen, maar werd door alle verworvenheden ervan getekend. Het kwam erop aan zelf iets te verwerven. Ze greep terug op houtskool, tekeninkt en potlood en begon het universum van haar gezicht als een kosmonaut te bereizen. Inmiddels maakt ze vijfentwintig jaar grote en kleine tekeningen van die vergezichten door dichterbij te komen dan wie ook. Het is een universeel zelfbeeld, nooit een zelfportret maar altijd een kijk van buitenaf die vreemd genoeg alleen van binnenuit beleefd kan worden. Anders dan traditionele zelfportretten zijn haar tekeningen nooit een spiegelbeeld, maar een bespiegeling van het menselijk gemoed.
Als er iemand geen intimiderende kunstenaar is, dan is het Jan Hoek. Hoe voortvarend en onscrupuleus hij ook te werk kan gaan, hij vertrekt altijd vanuit onzekerheid en twijfel aan zichzelf. Er is steeds de vraag of hij zijn onbehagen weg kan nemen door zich met anderen te verstaan. Voor zijn foto’s benadert hij na omzichtige omzwervingen de meest onwaarschijnlijke mensen om zich met hen over te geven aan de verbeelding van ‘het zelf’ in verhouding tot ‘de ander’, waarbij zij beiden zichzelf en de ander zijn. Doordat Jan Hoek als kunstenaar het voortouw neemt, is hem er alles aan gelegen dat zo snel mogelijk uit handen te geven om het beeld te kunnen maken dat hem voor ogen staat. Hij geeft alles om aangereikt te krijgen wat hij zelf niet kan bewerkstelligen. Er zijn critici die dat een dubieuze handelswijze vinden, maar je hoeft maar een stap opzij te doen om onder ogen te zien dat je dan zelf met twijfelachtige vooringenomenheid zijn werk beziet.
Lotte van Lieshout hanteert in haar schilderkunst een vorm van schaamteloosheid die het hele begrip ‘schaamte’ ter discussie stelt. Met vaak haar eigen lichamelijkheid als uitgangspunt brengt ze een naaktgeboren vorm van verbeelding tot stand die in alle onschuld zwanger is van betekenissen. In haar grote op verpakkingskarton gemaakte schilderingen is ze als een hemellichaam aanwezig in andere tijden en andere levens die haar omspoelen. Daarin ontstijgt ze haar huidige, aardse verschijning in een schilderkunstige gedaante die onderbewuste gewaarwordingen activeert. Waar ‘das geistige in der Kunst’ gezocht werd in abstractie, laat Lotte van Lieshout zien dat het vrij beweegt tussen haar geschilderde verschijning en de haar omringende substanties van verf. Haar schilderijen getuigen van een hedendaagse vorm van mythologie die zo tastbaar is als maar zijn kan en tegelijkertijd je verstand te boven gaat.
Menselijke verhoudingen zijn bij Jans Muskee altijd het vertrekpunt voor veelal monumentale tekeningen van vetkrijt die in uiterste figuratieve precisie een confronterend karakter hebben. Vaak is zijn werk choquerend grappig en troeblerend. Daarin vindt hij een betekenisvol evenwicht, waardoor zijn tekeningen een scherpe blik bieden in menselijke verlangens waarbij die van de één lang niet altijd in overeenstemming zijn met die van de ander. Dat leidt tot allerlei verstoringen in gedrag, verwachtingen over en weer en kortsluitingen in wat mensen op en in elkaar projecteren. Muskee tekent het met een bijna onnatuurlijke vanzelfsprekendheid waardoor je des te meer beseft dat hij serieus aan de kern van menselijk vermogen en onvermogen raakt. Hoe graag we ons ook met een ander willen verenigen, we blijven figureren in onszelf.
Hester Oerlemans laat in haar veelzijdige werk merken dat elk door de mens gemaakt voorwerp een onderhuidse psychologie kent die we kunnen inzetten om elkaar te begrijpen. Als zij een boksring op ware grootte verbeeldt met behulp van ceinturen ontstaat er een strijdtoneel waar geen vechtsport meer wordt bedreven, maar een vorm van psychologische oorlogvoering. Wie deze ring binnenstapt doet dat met lemen voeten en vuisten van gebakken klei. Hier komen brokken van. Oerlemans is een kunstenaar die een poëtische vorm van maatschappijkritiek een lichtvoetig gehalte geeft die harder aankomt dan de rechtse directe van een zwaargewicht. Ze beschikt vooral over een stijlgevoel dat bij ieder afzonderlijk werk een andere gedaante aanneemt, maar die onvervreemdbaar haar kunstenaarschap bevestigt.
Stijn Peeters brengt sinds enige jaren zijn handgeschreven ‘autobiografische studie van een kunstenaarsleven’ als het tijdschrift ‘Ezel’ uit. Daarin neemt hij openhartig zijn hele loopbaan in de beeldende kunst onder de loep. In het Nederlands is ‘ezel’ zowel het woord voor het lastdier als voor de ‘schilderezel’ wat de dubbelzinnige betekenis van zijn kunstenaarschap als een vorm van koppige volharding recht doet. Peeters is een kunstenaar die zich de middelen van het moderne leven eigen maakt om een verstandhouding te vinden met zijn aangeboren vermogen om beeldend te denken. Bij hem komt aan de orde dat een talent ook een handicap is en dat een tekortkoming ook een gave kan zijn. De wisselwerking tussen wat je wel en niet kunt, tussen wie je wel en niet bent, verbeeldt hij in een vorm van historieschilderkunst die zowel van alle tijden is als van nooit en te nimmer. Stijn Peeters geeft zich over aan de schilderkunst, omdat hij zich verzet tegen de teloorgang, de devaluatie en de willekeurigheid van de hedendaagse beeldcultuur. Bij hem bestaat de kunst niet in de geschiedenis, de geschiedenis leeft in de kunst en kunstgeschiedenis is daar een fantasyversie van. Een paar jaar geleden schilderde Stijn Peeters een vrouw die op zijn rug zat: de schilder als pakezel gebukt onder een last die hij ook als lust beleeft.
Jacobien de Rooij tekent in pastelkrijt landschappen die ze niet van buitenaf waarneemt, maar van binnenuit beschouwt. Het gevolg daarvan is dat je niet tegen haar tekeningen aankijkt, maar wordt opgenomen in een kunstzinnig klimaat waarvan zij de eigenschappen naar haar hand zet. Ze verhoudt zich op een uitzonderijke manier tot de grote landschapskunst van kunstenaars als Jacob van Ruisdael, Kaspar David Friedrich, Katsushika Hokusai, Vincent van Gogh, Anselm Kiefer en David Hockney door hun verhouding tot de natuur een eerbetoon te brengen in een visie die in feite haaks staat op hun werkwijze. Hoe groot haar bewondering voor de vedetten van de kunstgeschiedenis ook is, zijn kan niet anders dan er iets tegenover te stellen dat met hun benadering van het landschap in tegenspraak is. Waar zij het landschap in hun werk gadeslaan en daarin opgaan, heft zij het landschap in zichzelf op en treedt daaruit naar voren.
Charlotte Schleiffert is de Wonder Woman van de kunst. Met een enorme flair neemt ze met metershoge collage-achtige tekeningen en schilderingen een uitgesproken positie in. Haar kleurrijke, krachtige en veelal uiterst feminiene wezens knallen van het papier af. Het zijn krachtige verbeeldingen van problematische maatschappelijke en politieke kwesties. Ze gaat ze met flair te lijf in een stijl waar de spontaniteit van afspat en de innerlijke noodzaak ervan vormt de bewijsvoering van de kwaliteit van haar werk.
Anja Sijben zoekt in haar tekeningen de ideale man. Dat klinkt als de opzet van een enquête in een weekblad waarin je door een aantal meerkeuzevragen in te vullen voor jezelf kunt bevestigen dat je een lange, slanke, gespierde, donkerharige, avontuurlijke, romantische en spannende minnaar zoekt, maar bij haar betekent het iets anders. De talloze tekeningen die zij van mannen maakte, laten een verscheidenheid zien die aan geen enkel algemeen criterium van bovenbeschreven aard voldoet. Het ideaal dat zij verbeeldt, is erin gelegen dat de man enkel vermeende gebreken vertoont die zij als aandoenlijke charme sublimeert. Geen cliché wordt geschuwd om de banaliteit van de mannelijke onvolmaaktheid in alle opzichten te waarderen. Je zou haar tekeningen kunnen opvatten als een suggestie aan de man om op eenzelfde manier vrouwen in ogenschouw te nemen.
https://www.mistermotley.nl/sites/default/files/storage/media/10%20Anja%…
Voor alle goede kunst geldt dat het kunstwerk een gedaante aanneemt die oprecht, waarachtig en onontkoombaar is en dat je daarmee een verhouding kunt aangaan die eerlijk, wezenlijk en onvermijdelijk is. Je moet jezelf erin tegenkomen op een wijze die je het minst verwacht.