Balsemen wat verloren gaat
In Park in Tilburg is een tentoonstelling te zien met werk van Waldo Bien, Harry Haarsma en Alexander Korsmit onder de titel ‘Lakens, kranten en walvisvet’. Dat zijn de materialen waarin deze kunstenaars hun werk conserveren en waarmee ze het betekenis verlenen. Alex de Vries beschrijft wat hun werk bij hem teweegbrengt.
De baanbrekende tekst van Martin Heidegger ‘Der Ursprung des Kunstwerkes’ uit 1935/36 stelt niet zozeer aan de orde wat de ‘oorsprong van het kunstwerk’ is, zoals de Nederlandse vertaling luidt, maar de ‘overdracht’ die het kunstwerk bewerkstelligt. Dat komt overeen met de kenschetsing door Heidegger van het kunstwerk in de wereld van verbeelding waarin het tot stand wordt gebracht als een in zichzelf gerechtvaardigde waarheid. Het is een waarachtige verschijning in die wereld, ontleend aan de aarde als grondslag, waarbij ‘aarde’ of ‘grond’ en ‘wereld’ in de filosofie van Heidegger als tegengestelde begrippen worden voorgesteld.
In dit nog altijd roemruchte essay schreef Heidegger dat de alledaagsheid voor de kunstenaar de grond onder de voeten van zijn verbeelding is, waarin hij een wereldbeeld schept dat zich daaraan onttrekt, zich ervan losmaakt en een voorstelling geeft van de zin van ons bestaan. Dit is geen citaat, en geen zuivere hantering van de terminologie de Heidegger gebruikte, maar een poging tot begrip van de uitspraken die Heidegger omtrent de betekenis van het kunstwerk in ons bestaan heeft gedaan. Je zou ook kunnen zeggen dat het kunstwerk iets bewaart wat ons daarbuiten ontgaat, iets teweegbrengt wat buiten het kunstwerk om niet kan worden ervaren en verklaard. Tegelijkertijd moet je het niet groter maken dan het is. Het kunstwerk kan op zijn eigen merites worden beoordeeld en die zijn niet bovenmenselijk.
Het kunstwerk preserveert een beeld dat op geen enkele andere manier wordt gefixeerd. Stel je onder de vergroter in een donkere kamer een foto voor die je belicht op papier, maar die je vergeet te fixeren. Het beeld lost dan in het gewone licht voor je ogen weer op, zoals het ook aan je is verschenen. Zoals je het hebt gezien, zal het zich nooit meer tonen. We zeggen dan wel eens dat iets op ons netvlies is geëtst, maar dat is dan toch eerder een beschadiging, krassen op het zicht. Het is staar waaraan je geopereerd moet worden.
Beelden die we vastleggen vergaan, verkleuren, verbleken, verdonkeren en vervagen. In ons verlangen te behouden en te beheren wat aan ons wordt onttrokken, zoeken we naar een duurzaamheid die uiteindelijk ook teloor gaat. We zouten en pekelen, leggen in in zuur, trekken vacuüm, roken en wecken, blikken in en bevriezen. Door die preservering verandert de aard en de betekenis van wat we willen behouden en ook onze gewaarwording ervan, de wisselwerking die we ermee aangaan ondergaat een verandering: de beleving ervan verschilt van ons dagelijks gebruik van de dingen. De directe zintuigelijke sensatie krijgt een toevoeging door een reflectieve overweging, door aandacht en concentratie.
Een laken is de gedroomde ondergrond voor de projectie van ons bestaan als een verbeelding van het leven. Tussen de lakens worden we verwekt, op het laken worden we geboren, we slapen eronder en in het laken gewikkeld betreden we de dood. Het laken is ook het linnen, het doek dat de kunstenaar gebruikt als de ondergrond, de drager van zijn wereldbeeld. Alexander Korsmit benadert het laken als een spoorzoeker en verbindt de tekens die hij erin aantreft met wat hij zich daarbij voorstelt, verbindingen makend op zijn gevoel. In een automatisch schrift peilt hij de diepte en het bereik van de signalen die mensen onwillekeurig afgeven, vrijwel onwetend van de betekenis ervan die door de ontvanger zelf op waarde moet worden geschat. Bij Alexander Korsmit is het tekenen een vingerwijzing. Hij citeert wat hij opvangt en onderstreept wat hem aangaat en verbindt zijn bevindingen. Zo wordt het teken tot symbool dat tussen mensen functioneert in een betekenis die niet algemeen is, maar die wordt begrepen in de onderlinge afstemming tussen kunstenaar en kijker. Het beeld ondergaat een gedaanteverandering tussen ontstaan en vergaan. Alexander Korsmit spant een laken tussen geboorte en losbestemming die in de levensloop een weg vindt.
Harry Haarsma verschuift in de verbeelding het dagelijkse beeld dat hem in de krant wordt voorgehouden naar een ander plan, een niveau dat zich onttrekt aan de ondergrond van ons leven. Zijn beelden zijn ontdaan. Ontdaan van wat? Van niets, ze zijn ontdaan als zodanig en opgeladen met de connectie die de kunstenaar ermee aangaat. In die hoedanigheid gaan ze onderling verbindingen aan, verbanden, alsof ze zwachtels dragen die door hem moeten worden verschoond. Hij legt wonden bloot die ontsmet moeten worden. Het alledaagse beeld treft hij aan in de krant. We slaan de krant op, voordat we hem openslaan, voordat we dichtslaan. De krant pakt ons in en isoleert ons. Als het tocht stoppen we repen krant tussen de kieren. De krant sluit buiten wat we ermee binnenhalen. De krant is geen venster op de wereld, maar een lijkwade voor het raam waarmee we aangeven dat er een dode in huis is. Ga hieraan voorbij. Hier huist de dood.
‘Kom uit,’ zegt Harry Haarsma als hij de krant op het linnen plakt en tot schilderij maakt. ‘Kom uit Lazarus’, zei Jezus. Waarop evangelist Johannes in hoofdstuk 11 vers 44 verder schrijft: ‘En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zeide tot hen: Ontbindt hem, en laat hem heengaan.’
Waldo Bien drenkt zijn beelden in walvisvet. Ze zijn ermee gezalfd. Er is een tussenwereld waarin het beeld zich beweegt tussen zijn alledaagse oorsprong en zijn bestemming, als een gewichtloze wereld op zich. Die beweging zou je ons onderbewuste kunnen noemen. Een metafoor daarvoor zou kunnen zijn de vloeistof in ons evenwichtsorgaan, een olieachtige substantie die zowel onze lichamelijke mobiliteit aan de zwaartekracht aanpast, als ons geestelijk evenwicht, ons psychologisch equilibrium, een vrij zwevende aard verleent. Het is een vorm van stromende energie die door organische materialen kan worden geleid, warmte ontwikkelt en verspreidt en uitstraalt. Het onderbewuste spoort daarmee ons denken aan niet enkel rationeel te opereren, maar ook op ons gevoel af te gaan en te ontstijgen aan zuivere berekening en beredenering.
Waar je ook bent op de aarde, in je verbeeldingswereld ben je op jezelf aangewezen. De verhouding die je ter plekke aangaat, krijgt een betekenis die in je omgaat en een gedaante aanneemt die als een geest vervliegt. Het kunstwerk is er de lijfelijke beklijving van, de belichaming van het onstoffelijke.
Een aloud recept tegen lichamelijke ongesteldheid is je insmeren met reuzel en groene zeep. Sla de boeken er maar op na. De helende eigenschap van walvisvet is daaraan verwant. Dagelijks een lepel levertraan, is goed voor je.
De zelfportretten van Waldo Bien die sinds 1989 zijn gefixeerd in walvisvet, leggen niet zozeer zijn uiterlijke gedaante vast, maar eerder de wijze waarop zijn anima gestalte krijgt, een enkel beeld dat steeds opnieuw manifest wordt. Iedere plek op aarde waar hij verblijft, is een grondslag voor een wereldbeeld van een sediment dat bestaat uit glasachtige kristal. Het zet zich niet als gesteente af, noch als gebeente, maar als de gewaarwording van wat je onwillekeurig ondergaat.
Met lakens, kranten en walvisvet balsemen de kunstenaars het onderbewuste. Hun beelden zijn de verwezenlijking van het in beginsel gedachteloze. En juist over dat gedachteloze wordt in de verbeelding eindeloos nagedacht om er een voorstelling van te kunnen maken
‘Lakens, kranten en walvisvet’ is te zien tot en met 1 maart 2015.
Op 19 februari houdt Rick Vercauteren – directeur van Museum Van Bommel Van Dam – in Park om 19:00 uur een tafelgesprek met de kunstenaars.
Park
Wilhelminapark 53
5041 ED Tilburg